In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 1: verbranding en ademhaling
Je hebt tot het einde van de les de tijd
Slide 1 - Tekstslide
Bladgroenkorrels zetten glucose om in koolstofdioxide en water.
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Bij de afbraak van glucose komt energie vrij.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
In je lichaam vindt alleen overdag verbranding plaats.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Stofwisseling is de omzetting van de ene stof in een andere stof.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
① + zuurstof --> water + ② + energie
glucose
koolstofdioxide
Slide 6 - Sleepvraag
De verbranding in je lichaam vindt alleen in gespecialiseerde cellen plaats.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen.
Stelling: Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats én gaat het hart van het meisje sneller kloppen.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen.
Stelling: Tijdens het rustige lopen komt er in het lichaam van het meisje meer warmte vrij dan tijdens het rennen.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
In uitgeademde lucht zit dezelfde hoeveelheid waterdamp als in ingeademde lucht.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Gaswisseling kan in de longblaasjes snel plaatsvinden doordat de wand van longblaasjes dun is.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
In de afbeelding is een longblaasje met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers. Welk nummer geeft de plaats aan waar ingeademde lucht het eerst terechtkomt?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
Slide 12 - Quizvraag
In de afbeelding is een longblaasje met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers. Welke pijl geeft de richting aan waarin koolstofdioxide gaat, pijl P of pijl Q?
A
pijl P
B
pijl Q
Slide 13 - Quizvraag
Doordat je middenrifspieren zich plotseling samentrekken, hik je. Wat gebeurt er op dat moment met het middenrif? En stroomt er daardoor lucht de longen in of uit?
A
Het middenrif gaat naar beneden, waardoor lucht de longen in stroomt.
B
Het middenrif gaat naar beneden, waardoor lucht de longen uit stroomt.
C
Het middenrif gaat naar boven, waardoor lucht de longen in stroomt.
D
Het middenrif gaat naar boven, waardoor lucht de longen uit stroomt.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de functie van de trilharen in het neusslijmvlies?
A
het produceren van slijm
B
het opvangen van stofdeeltjes en ziekteverwekkers
C
het keuren van de binnenstromende lucht
D
het verplaatsen van slijm naar de keelholte
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer zij normaal rechtop staat gebruikt zij bij bepaalde adembewegingen minder energie dan in deze houding. Welke adembewegingen kosten minder energie wanneer zij normaal rechtop staat en even vaak ademt dan in deze houding?
A
Inademing bij zowel de borst- als de buikademhaling.
B
Inademing bij de borstademhaling en uitademing bij de buikademhaling.
C
Uitademing bij de borstademhaling en inademing bij de buikademhaling.
D
Uitademing bij zowel de borst- als de buikademhaling.
Slide 16 - Quizvraag
Sleep de mogelijke conclusies van dit onderzoek naar 'waar' of 'niet waar'
waar
niet waar
Buitenlucht is droger dan uitgeademde lucht.
Uitgeademde lucht is vochtiger dan buitenlucht.
Buitenlucht is warmer dan uitgeademde lucht.
Slide 17 - Sleepvraag
Leg uit hoe het komt dat afkoelen van de inhoud van de buik zo veel zuurstofbesparing oplevert.
Slide 18 - Open vraag
Bepaalde uitlaatgassen tasten de slijmlaag van de luchtwegen aan. Het verwarmen van de lucht in de luchtwegen wordt hierdoor niet beïnvloed. Noem twee functies van de slijmlaag van de luchtwegen die door de uitlaatgassen minder goed worden vervuld.
Slide 19 - Open vraag
Noem twee dingen die je zelf kan doen of laten om je luchtwegen gezond te houden.
Slide 20 - Open vraag
neusholte
mondholte
keelholte
longblaasje
bronchie
huig
strotklepje
luchtpijp
Slide 21 - Sleepvraag
5. De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht
Slide 23 - Sleepvraag
Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water
Slide 24 - Sleepvraag
Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven? welke spieren worden daarbij gebruikt?
A
Buikademhaling met het middenrif
B
Borstademhaling met het middenrif
C
buikademhaling met de tussenribspieren
D
borstademhaling met de tussenribspieren
Slide 25 - Quizvraag
1
2
3
4
5
6
Neusholte
Bronchiën
Keelholte
Strottenhoofd
Luchtpijp
Longblaasjes
Slide 26 - Sleepvraag
De belangrijkste brandstof voor ons lichaam is
A
vet
B
suiker
C
eiwit
D
glucose
Slide 27 - Quizvraag
Kies ja of nee: Is verbranding mogelijk zonder zuurstof?
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quizvraag
De lucht die je uitademt heeft
A
veel zuurstof
weinig koolstofdioxide
B
veel zuurstof
veel koolstof dioxide
C
weinig zuurstof veel koolstofdioxide
D
weinig zuurstof
weinig koolstof dioxide
Slide 29 - Quizvraag
De glucose die bij verbranding nodig is halen wij uit:
A
onze voeding
B
uit het water
C
uit de lucht
D
de grond, via wortels
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de functie van de trilhaarcellen in het neusslijmvlies?
A
Het produceren van slijm.
B
Het opvangen van stofdeeltjes en ziekteverwekkers
C
Het keuren van de binnenstromende lucht.
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte
Slide 31 - Quizvraag
Bij de verbranding van een kaars komt energie vrij. In welke vorm(en) komt deze energie vrij?