In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Proefwerk thema 1
T-Havo
Slide 1 - Tekstslide
Bladgroenkorrels zetten glucose om in koolstofdioxide en water.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Bij de afbraak van glucose komt energie vrij.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Smog is luchtvervuiling die vooral bestaat uit bacteriën en virussen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
In je lichaam vindt alleen overdag verbranding plaats
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Allergie is een overgevoeligheid voor een of meer stoffen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Stofwisseling is de omzetting van de ene stof in een andere stof.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Hieronder is de verbranding in je lichaam schematisch weergegeven. Twee woorden zijn vervangen door cijfers.
① + zuurstof water + ② + energie Op de plek van cijfer ① moet energie worden ingevuld.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Hieronder is de verbranding in je lichaam schematisch weergegeven. Twee woorden zijn vervangen door cijfers.
① + zuurstof water + ② + energie Op de plek van cijfer ② moet koolstofdioxide worden ingevuld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
De verbranding in je lichaam vindt alleen in gespecialiseerde cellen plaats.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen. Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen. Door het rennen gaat het hart van het meisje sneller kloppen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen. Tijdens het rustige lopen komt er in het lichaam van het meisje meer warmte vrij dan tijdens het rennen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
In uitgeademde lucht zit dezelfde hoeveelheid waterdamp als in ingeademde lucht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Bij uitademing door middel van buikademhaling gaat de buikwand naar voren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Gaswisseling kan in de longblaasjes snel plaatsvinden doordat de wand van longblaasjes dun is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Welk nummer geeft de plaats aan waar ingeademde lucht het eerst terechtkomt?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
Slide 17 - Quizvraag
Bij welk nummer bevindt zich bloed dat rijk is aan zuurstof?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
Slide 18 - Quizvraag
Welke pijl geeft de richting aan waarin koolstofdioxide gaat, pijl P of pijl Q?
A
Pijl P
B
Pijl Q
Slide 19 - Quizvraag
Een docent vraagt aan drie leerlingen een eigenschap van de luchtpijp te noemen. Romee antwoordt: ‘De luchtpijp vertakt zich in bronchiën.’ Sam antwoordt: ‘De luchtpijp ligt tussen de wervelkolom en de slokdarm.’ Zlatan antwoordt: ‘De luchtpijp kan afgesloten worden door de huig.’
Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?
A
Alleen Romee
B
Alleen Sam
C
Alleen Zlatan
D
Alleen Romee en Sam
Slide 20 - Quizvraag
Doordat je middenrifspieren zich plotseling samentrekken, hik je.
Wat gebeurt er op dat moment met het middenrif? En stroomt er daardoor lucht de longen in of uit?
A
Het middenrif gaat naar beneden, waardoor lucht de longen in stroomt.
B
Het middenrif gaat naar beneden, waardoor lucht de longen uit stroomt.
C
Het middenrif gaat naar boven, waardoor lucht de longen in stroomt.
D
Het middenrif gaat naar boven, waardoor lucht de longen uit stroomt.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de functie van de trilharen in het neusslijmvlies?
A
Het produceren van slijm.
B
Het opvangen van stofdeeltjes en ziekteverwekkers.
C
Het keuren van de binnenstromende lucht.
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte.
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer iemand in rust opzettelijk enige tijd snel en diep adem heeft gehaald, verdwijnt de normale ademprikkel en treedt een kortdurende ademstilstand op. Wat gebeurt er dan met de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht in de longblaasjes tijdens die ademstilstand?
A
De hoeveelheid koolstofdioxide neemt af.
B
De hoeveelheid koolstofdioxide neemt toe.
C
De hoeveelheid koolstofdioxide blijft gelijk
Slide 23 - Quizvraag
Een turnster hangt ondersteboven aan een rekstok.
Bij bepaalde adembewegingen gebruikt zij in deze houding meer energie dan wanneer zij normaal rechtop staat. Welke adembewegingen kosten in deze houding meer energie dan wanneer zij normaal rechtop staat en even frequent ademt?
A
inademing bij zowel de rib- als de buikademhaling
B
inademing bij de ribademhaling en uitademing bij de buikademhaling
C
uitademing bij de ribademhaling en inademing bij de buikademhaling
D
uitademing bij zowel de rib- als de buikademhaling
Slide 24 - Quizvraag
Als een mens diep inademt, neemt dan het volume van de borstholte toe?
En het volume van de buikholte?
A
Alleen het volume van de borstholte neemt toe.
B
Alleen het volume van de buikholte neemt toe.
C
Het volume van de borstholte neemt toe en het volume van de buikholte neemt af.
D
Het volume van de borstholte neemt toe en het volume van de buikholte ook.
Slide 25 - Quizvraag
Bij de mens gaat de in- en de uitgeademde lucht in de neus door nauwe ruimten. Over de mogelijke veranderingen die daardoor in die lucht plaatsvinden en de gevolgen die er zijn, worden drie beweringen gedaan. 1. In deze ruimten kan de ingeademde lucht warmte afgeven, waardoor er minder warmte verloren gaat als de buitenlucht koud is. 2. In deze ruimten koelt de uitgeademde lucht af, waardoor minder warmte verloren gaat. 3. In deze ruimten wordt extra koolstofdioxide aan de uitgeademde lucht afgegeven, waardoor meer zuurstof kan worden ingeademd. Welke bewering is, of welke beweringen zijn juist?
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Bewering 1 en 3
D
Bewering 2 en 3
Slide 26 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding, lees de tekst en bekijk de tabel.
Wat is juist?
A
P is minder dan 14,6%.
B
P is gelijk aan 14,6%
C
P is meer dan 20,7%.
Slide 27 - Quizvraag
Floris is allergisch voor graspollen. In welk seizoen heeft hij vooral last van hooikoorts?
A
Voorjaar
B
Herfst
C
Zomer
D
Winter
Slide 28 - Quizvraag
In het achterlijf van een honingbij komen openingen van het ademhalingsstelsel voor. Door samentrekking van spieren wordt het achterlijf korter. Dit is van belang bij de ademhaling. Wordt door deze samentrekking de druk in het ademhalingsstelsel hoger of lager? En vindt dan in- of uitademing plaats?
A
De druk wordt hoger, er vindt inademing plaats
B
De druk wordt hoger, er vindt uitademing plaats
C
De druk wordt lager, er vindt inademing plaats.
D
De druk wordt lager, er vindt uitademing plaats
Slide 29 - Quizvraag
Tina en Faisal hebben een discussie over sigaretten. Tina zegt: ‘Sigarettenrook is een mengsel van gassen en fijne teerdruppeltjes.’ Faisal zegt: ‘Teer beschadigt de trilhaarcellen.’ Wie heeft of hebben gelijk?
A
Alleen Tina heeft gelijk.
B
Alleen Faisal heeft gelijk.
C
Tina en Faisal hebben allebei gelijk.
D
Tina en Faisal hebben geen van beiden gelijk
Slide 30 - Quizvraag
Er zijn mensen die met een grote hap lucht meer dan honderd meter onder water kunnen zwemmen. Sommigen houden zo'n duik wel vier minuten vol. Keizerspinguïns (zie afbeelding 5) houden het langer vol. Die kunnen vis vangen op grote diepte en dat gedurende 16 minuten. Kort geleden is men erachter gekomen hoe deze pinguïns zo zuinig kunnen zijn met hun zuurstof. Tijdens hun duik koelt de inhoud van hun buik af tot 11 graden. Leg uit hoe het komt dat afkoelen van de inhoud van de buik zo veel zuurstofbesparing oplevert.
Slide 31 - Open vraag
Noem 2 manieren van ademhaling
Slide 32 - Open vraag
Bepaalde uitlaatgassen tasten de slijmlaag van de luchtwegen aan. Het verwarmen van de lucht in de luchtwegen wordt hierdoor niet beïnvloed. Noem twee functies van de slijmlaag van de luchtwegen die door de uitlaatgassen minder goed worden vervuld.
Slide 33 - Open vraag
Noem twee dingen die je zelf kan doen of laten om je luchtwegen gezond te houden.
Slide 34 - Open vraag
Zie de afbeelding van het ademhalingsstelsel. Noteer de nummers en de namen van de onderdelen.
Slide 35 - Open vraag
Deze vraag gaat over de afbeelding van de vorige vraag. In welk van de delen 3, 4 en 5 komen kraakbeenringen voor? Leg uit waarom ze nodig zijn.
Slide 36 - Open vraag
In welke organellen vindt de afbraak van glucose plaats?
Slide 37 - Open vraag
Iemand met hooikoorts kan verschillende reacties krijgen. Schrijf twee mogelijke reacties op.
Slide 38 - Open vraag
Een vrouw van 40 rookt al 20 jaar. Deze vrouw raakt in ademnood bij grote inspanningen, zoals traplopen. Leg uit dat deze vrouw door haar rookgedrag in ademnood raakt bij traplopen.
Slide 39 - Open vraag
Hoe vindt de ademhaling plaats bij een amoebe?
Slide 40 - Open vraag
Wat zijn de schadelijke effecten van alcohol? Noem er 2.
Slide 41 - Open vraag
Wat is een alcoholvergiftiging?
Slide 42 - Open vraag
Welke 3 categorieën drugs zijn er?
Slide 43 - Open vraag
Welke stof maakt roken verslavend?
Slide 44 - Open vraag
Einde
Controleer alle vragen goed en vergeet niet je toets in te leveren