T1B Hammie sterke ww

Hoe denkt Maud over de hamster?
1 / 42
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoe denkt Maud over de hamster?

Slide 1 - Open vraag

Begrijp je waarom Maud boos is?
Op wie is ze boos?

Slide 2 - Open vraag

Hoe denk je dat dit verhaal verder gaat?

Slide 3 - Open vraag

Vertelperspectief
Je kunt een verhaal vanuit verschillende standpunten of perspectieven. De drie meest gebruikte vertelsituaties zijn:
• De hij/zij-verteller: Je bekijkt het verhaal door de ogen van een van de personages. Je kent zijn of haar gedachten en gevoelens, maar niet die van de andere personages in het verhaal.
• De ik-verteller: De verteller is een ik-figuur die als personage meespeelt in het verhaal. De lezer ziet alles door zijn/haar ogen en weet wat hij/zij denkt en voelt. Van de andere personages weet je alleen wat de ik-figuur vertelt.
De alwetende verteller: De verteller speelt zelf geen rol in het verhaal. Hij vertelt over de personages in de hij- of zij-vorm, net als de hij/zij-verteller. Maar deze verteller weet van alle personages wat ze zien, horen, denken en voelen. Hij weet wat er eerder gebeurde, wat tegelijkertijd gebeurt en hoe het verhaal verder gaat.



Slide 4 - Tekstslide

Wat is in dit fragment het vertelperspectief?
A
hij/zij-verteller
B
ik-verteller
C
alwetende verteller
D
er is geen verteller

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 6 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden veranderen 
van klank in de 
verleden tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
TT
VT
Ik loop
Ik liep
Hij staat
Hij stond
Wij geven
Wij gaven

Slide 8 - Tekstslide

Sterk werkwoord? Wat is de ik-vorm in de vt? Hele ww: bijten
A
bijt
B
bijtte
C
beet
D
beette

Slide 9 - Quizvraag

Sterk werkwoord? Wat is de ik-vorm in de vt? Hele ww: binden
A
bind
B
bond
C
bindde
D
bondt

Slide 10 - Quizvraag

Sterk werkwoord? Wat is de ik-vorm in de vt? Hele ww: duiken
A
dook
B
duikte
C
dookte
D
duik

Slide 11 - Quizvraag

Sterk werkwoord? Wat is de ik-vorm in de vt? Hele ww: genezen
A
geneesde
B
genas
C
geneeste
D
genaste

Slide 12 - Quizvraag

Sterk werkwoord? Wat is de ik-vorm in de vt? Hele ww: smelten
A
smelt
B
smeltte
C
smelte
D
smolt

Slide 13 - Quizvraag

Sterk werkwoord? Wat is de ik-vorm in de vt? Hele ww: verven
A
vervte
B
verfte
C
verfde
D
vierf

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
Nieuw Nederlands Spelling werkwoorden §9 (blz 240-241)
opdr  1 t/m 4   

Slide 15 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 16 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 17 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 18 - Tekstslide

't ex-kofschi
  • Hele werkwoord        - en = de stam
  • Laatste letter van de stam:
    - wel in 't ex-kofschip > + te (n)
    - niet in 't ex-kofschip > de (n)

fiets te 
rem de 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Is
FIETSEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 25 - Quizvraag

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 26 - Quizvraag

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 27 - Quizvraag

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 28 - Quizvraag

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 29 - Quizvraag

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 30 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
1. sterk werkwoord: verandert van klank
ik loop --> ik liep

2. zwak werkwoord: ik-vorm +te(n) of +de(n)
verhuizen--> verhuisde(n) / antwoord --> antwoordde(n)
hopen --> hoopte(n) / verwacht --> verwachtte(n)

* d of t? 't ex-kofschip

* met of zonder -n? kijk naar het onderwerp!
alleen meervoud krijgt een -n 

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!
Nieuw Nederlands §9 Sterke en zwakke werkwoorden
Maken opdr 1 t/m 4 (blz 240-241)
+
Nieuw Nederlands §10 PV VT van zwakke werkwoorden
Maken opdr 1 t/m 4 (blz 242-243)

Slide 32 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
1. sterk werkwoord: verandert van klank
ik loop --> ik liep

2. zwak werkwoord: ik-vorm +te(n) of +de(n)
verhuis --> verhuisde(n) / antwoord --> antwoordde(n)
hoop --> hoopte(n) / verwacht --> verwachtte(n)

* d of t? 't ex-kofschip

* met of zonder -n? kijk naar het onderwerp!
alleen meervoud krijgt een -n 

Slide 33 - Tekstslide

't ex-kofschip
1. hele werkwoord -en 

2. kijk naar de laatste letter

3. zit die letter in 't ex-kofschip?
ja = t fietsen -> fiets -> fietste
nee = d bellen -> bell -> belde

Slide 34 - Tekstslide

Even oefenen ...

De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.

Slide 35 - Open vraag

Even oefenen ...

Na de toets ... (duimen) ik voor een voldoende.

Slide 36 - Open vraag

Sandra ... (krassen) haar naam in het tafelblad.
A
kraste
B
krasste
C
krasde
D
krassde

Slide 37 - Quizvraag

Voltooid deelwoord 
Voltooid deelwoord
ge- be- ver-            
-d of -t (of -en) 
-d of -t? --> 't-ex-kofschip (of langer maken)
 

Voltooid deelwoord
gefietst
gehoord
gegeten


Slide 38 - Tekstslide

't ex-kofschip
1. hele werkwoord -en 

2. kijk naar de laatste letter

3. zit die letter in 't ex-kofschip?
ja = t fietsen -> fiets -> gefietst
nee = d horen -> hor -> gehoord

Slide 39 - Tekstslide

Wij hebben vanmorgen een potje ...
A
gevoetbald
B
gevoetbalt

Slide 40 - Quizvraag

De jongens zijn vorige week ... (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuizd
D
verhuizt

Slide 41 - Quizvraag

Even oefenen ...

Ik heb zijn verhaal nooit ... (geloven)

Slide 42 - Open vraag