44. Thema 7 - week 2 - les 8 en dictee 7 WW f/v en s/z TT


Vervoeg het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd
voorbeeld
Ik wandel
Hij wandelt
Wij wandelen
1 / 13
volgende
Slide 1: Open vraag
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Vervoeg het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd
voorbeeld
Ik wandel
Hij wandelt
Wij wandelen

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

lesdoel
Ik kan werkwoorden met een s/z of f/v wisseling correct schrijven in de tegenwoordige tijd.

Slide 3 - Tekstslide


Vervoeg het werkwoord grijnzen in de tegenwoordige tijd
voorbeeld
Ik wandel
Hij wandelt

Slide 4 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord durven in de tegenwoordige tijd
voorbeeld
Ik wandel
Hij wandelt

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoord: niezen

TT
U ..... de hele tijd.

Slide 7 - Open vraag

Werkwoord: geloven

TT
Ik .....  je!

Slide 8 - Open vraag

Werkwoord: proeven

TT
Het meisje ..... de soep.

Slide 9 - Open vraag

Werkwoord: blozen

TT
De jongen ...... vaak.

Slide 10 - Open vraag

Werkwoord: blozen

TT
Het meisje ...... vaak.

Slide 11 - Open vraag

Werkwoord: omhelzen

TT
Hij ...... zijn beste vriend.

Slide 12 - Open vraag

spelling
eerst Thema 7 week 2, les 8 en 10 x plussen
dan Thema 7 week 2, dictee 7
Kijk goed bij het dictee wat er wordt gevraagd. TT of VT of VD

Slide 13 - Tekstslide