Vr 11-02-2022 K4.1 geslacht zelfstandige naamwoorden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

AT3A
Freitag, 11 Februar 2022

Slide 2 - Tekstslide

Was werden wir heute machen?
Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling grammatica
  • Aufgaben (opdrachten)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Grammatik B

Keuzevoorzetsels

3e of 4e naamval

Slide 5 - Tekstslide

an
auf
hinter
neben
in
über
unter
vor
zwischen
aan, op, bij, naar
op
achter
naast
in, naar
over, boven
onder
voor
tussen
3e naamval: rust/toestand (zich bevinden, ergens zijn)
                        vragen: NL: waar?        D:wo? 
Wo bist du? --> Ich bin in der Schule

4e naamval: beweging van A-B/richting (ergens komen)
                        vragen: NL: waarheen?      D: wohin?
Wohin gehst du? --> Ich gehe in die Schule

Bv.:  
  • Auf dem Tisch steht eine schöne Vase.
  • Er fuhr den Wagen in die Garage.

Slide 6 - Tekstslide

3e naamval
1. sein (zijn)
2. sitzen (zitten)
3. stehen (staan)
4. liegen (liggen)
5. hängen (hangen)
1. gehen (gaan/lopen)
   fahren (gaan/rijden)
2. sich setzen (gaan zitten)
3. stellen (zetten)
    sich stellen (gaan staan)
4. legen (leggen)
    sich legen (gaan liggen)
5. hängen ((iets) ophangen)
4e naamval

Slide 7 - Tekstslide

Was weißt du noch?

Über:
keuzevoorzetsels

6 Fragen


Slide 8 - Tekstslide

Er ging mit dem Auto über die Brücke.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 9 - Quizvraag

Morgen fahren wir an den Strand.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 10 - Quizvraag

Die Lampe hängt an der Decke

A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 11 - Quizvraag

Ich hänge das Poster über die Tür.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 12 - Quizvraag

Er steht neben seinem Vater.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 13 - Quizvraag

Das Postamt liegt neben der Kirche.
A
wo, 3e naamval
B
wohin, 3e naamval
C
wohin, 3e naamval
D
wohin, 4e naamval

Slide 14 - Quizvraag

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Weektaakmaken Kapitel 4, Lektion 1 --> Aufgabe: 4, 7, 8, 9, 10
4= woordjes, 7=lezen znw, 8/9/10= keuzevoorzetsels

  • Wie (hoe)? Boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, boek, docent
  • Zeit (tijd)? tot 10:00
  • Fertig (klaar)? Iets voor jezelf




An die Arbeit!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide