H6 deel 1

Hoofdstuk 6 Markten
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Markten
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt...
  • uitleggen wat het verschil is tussen consumenten en producenten en welke rol zij op de markt vervullen
  • uitleggen wat het verschil is tussen goederen en diensten
  • de betalingsbereidheid van consumenten berekenen met behulp van een vraagvergelijking 

Slide 2 - Tekstslide

Op een markt
  • Komen vraag en aanbod van goederen en diensten samen 


Slide 3 - Tekstslide

Het verschil tussen goederen en diensten

  • Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken
  • Diensten zijn niet-tastbaar 

Slide 4 - Tekstslide

Consument of producent? 

  • Consumenten kopen goederen en diensten om in hun eigen behoeften te voorzien (dus niet voor uitoefening van bedrijf)--> zij zijn vragers op de markt
  • Producenten zijn bedrijven of de overheid die goederen of diensten produceren.--> Zij zijn aanbieders op de markt.

Slide 5 - Tekstslide

Pak je boek erbij. Ga naar opdracht 6.1 en lees het eerste stukje door. We gaan nu (via Lessonup) wat opdrachten maken. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 6.1 B en C
timer
1:00
Aanbieder van ansichtkaarten
Vrager van ansichtkaarten 
Leerlingen bovenbouw
Aisha en Marije

Slide 7 - Sleepvraag

Opdracht 6.2. Lees het stukje erboven en
noem twee andere voorbeelden van dienstverlenende particuliere bedrijven.
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Een advocaat levert?
A
Diensten
B
Goederen (een goed)

Slide 9 - Quizvraag

Betalingsbereidheid van consumenten

Slide 10 - Tekstslide

Je gaat graag naar de bioscoop. Pathé besluit de prijs van een bioscoopkaartje te verlagen.
A
Ik ga voortaan vaker naar de bioscoop
B
Ik ga voortaan minder naar de bioscoop

Slide 11 - Quizvraag

Ondanks dat Pathé bijna nooit uitverkochte voorstellingen heeft opent Kinepolis vlakbij een nieuwe vestiging.
A
Ik verwacht dat de prijs van een kaartje daalt
B
Ik verwacht dat de prijs van een kaartje stijgt

Slide 12 - Quizvraag

Vraag, aanbod en prijs
In dit hoofdstuk gaan we er vanuit dat vraag en aanbod van een product of dienst alleen afhankelijk zijn van de prijs. We werken daarvoor met een model ; een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid

Slide 13 - Tekstslide

Vraagvergelijking
Qv = - 200P + 1.000 
Qv = gevraagde hoeveelheid
P = Prijs
Deze formule geeft de betalingsbereidheid weer 
Door het min-teken kun je al zien dat de vraag daalt, als de prijs stijgt

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 6.3 

Qv = - 200P + 1.000 

timer
4:00

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 6.3 a

Qv = - 200P + 1.000 
Qv = - 200 x 1 + 1.000
Qv = 800

timer
3:00
800

Slide 16 - Tekstslide

prijs      vraag      prijs      vraag

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 6.3 C
Bij welke prijs worden er geen geraniums meer gevraagd?

Slide 18 - Open vraag

De betalingsbereidheid van een consument is
A
de prijs die de consument moet betalen voor het product
B
de prijs die de consument maximaal wil betalen voor het product
C
het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product
D
de prijs die de consument minimaal wil betalen voor het product

Slide 19 - Quizvraag

Vraaglijn 
Geeft het verband weer tussen 
de prijs en de vraag naar een product

(Opdracht 6.4)  

Slide 20 - Tekstslide

Vraaglijn 
Geeft het verband weer tussen 
de prijs en de vraag naar een product

(Opdracht 6.4)  
___________________

Slide 21 - Tekstslide

Vragen?
Ga nu aan je verslag! 

Slide 22 - Tekstslide