Wat is 'er'?

De vijf functies van 'er'
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2WOStudiejaar 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De vijf functies van 'er'

Slide 1 - Tekstslide

Veel mensen hebben er één.
Er zijn er ook die er geen hebben.


Slide 2 - Tekstslide

Veel mensen hebben er één.
Er zijn er ook die er geen hebben.
Er worden er veel gestolen.

Slide 3 - Tekstslide

Veel mensen hebben er één.
Er zijn er ook die er geen hebben.
Er worden er veel gestolen.
Er zijn er met drie wielen.

Slide 4 - Tekstslide

Veel mensen hebben er één.
Er zijn er ook die er geen hebben.
Er worden er veel gestolen.
Er zijn er met drie wielen.

Slide 5 - Tekstslide

De vijf functies van 'er'
telwoord / hoeveelheid
verwijzend
'er' maakt de zin vaak korter
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
grammaticaal
2 x 'er' in de zin, dat kan
combinatie van verschillende functies

Slide 6 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin

Slide 7 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.

Slide 8 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal

Slide 9 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.

Slide 10 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend

Slide 11 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend
Hoe lang woon je in Haarlem?
Ik woon er drie jaar.

Slide 12 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend
Hoe lang woon je in Haarlem?
Ik woon er drie jaar.
verwijzend

Slide 13 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
overzicht
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend
Hoe lang woon je in Haarlem?
Ik woon er drie jaar.
verwijzend
Houd je van drop?
Ja, ik houd ervan.

Slide 14 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend
Hoe lang woon je in Haarlem?
Ik woon er drie jaar.
verwijzend
Houd je van drop?
Ja, ik houd ervan.
grammaticaal

Slide 15 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend
Hoe lang woon je in Haarlem?
Ik woon er drie jaar.
verwijzend
Houd je van drop?
Ja, ik houd ervan.
grammaticaal
Er wordt daar hard gewerkt.

Slide 16 - Tekstslide

De vijf functies van 'er'
telwoord / hoeveelheid
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin

Slide 17 - Tekstslide

er is / het is
er is / er zijn
there is / there are
het is / er zijn
it is / these are

Slide 18 - Tekstslide

er + indefiniet subject
er van plaats 
er + woord van hoeveelheid
er + prepositie
er + passief
 Ik heb er drie gekocht.
Ik houd ervan om na het eten koffie te drinken.
Wil je nog een koekje? Nee ik heb er al zes op.
Er loopt een man door de straat. 
Er zitten drie katten op de vensterbank.  
Er waren veel mensen op het feest.
India is een prachtig land, ik zou er graag eens naartoe gaan.
Ik heb er twee uur gewacht.
Hij heeft er vandaag niemand zien werken.
Heb je voldoende appels voor de taart? Ja ik heb er genoeg gekocht.
Denk je eraan dat je morgen een wedstrijd moet spelen?!
Ik luister er wel naar, maar ik versta het niet.
Er wordt daar hard gewerkt. 
Er worden veel feesten georganiseerd.
Er zijn twee fietsen gestolen.

Slide 19 - Sleepvraag

Weg met die herhaling!
Vervang een de-woord door die/hem/ze,  vervang een het-woord door dit/dat/het.





Zet 'er' op de goede plek.
er is / het is

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide