In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Nederlands H3
Woordenschat:
BK leert over voorvoegsels.
TL leert over vaste vergelijkingen.
In je boek: bladzijde 76
Slide 1 - Tekstslide
Uitleg
Ik begin met uitleg voor BK. Dit zal ongeveer 15 minuten duren. Daarna gaan ze zelfstandig een opdracht maken.
TL mag beginnen met zelfstandig werken, je zet je geluid uit zodat je mij niet hoort. Na 15 minuten (zet even een wekker) doe je je geluid weer aan en je kijkt of je mee kan doen.
Slide 2 - Tekstslide
Vervang de woorden tussen de haakjes met 1 woord. Mijn broer moest vorig jaar (opnieuw examen) doen.
Slide 3 - Open vraag
Vervang de woorden tussen de haakjes met 1 woord. David en Jordy waren het (niet eens) met de beslissing.
Slide 4 - Open vraag
Vervang de woorden tussen de haakjes met 1 woord. De vlucht van Moskou naar Hanoi is (zonder stoppen), dus rechtstreeks.
Slide 5 - Open vraag
Voorvoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord + een voorvoegsel. Voorvoegsels staan voor het woord en hebben invloed op de betekenis.
Voorvoegsels die veel voorkomen + de betekenis staan hieronder:
non- = niet, zonder. Non-stop: zonder stoppen.
on = niet. Onhandig: niet handig.
mis = verkeerd, fout. Misschatting: verkeerde schatting.
her = weer, opnieuw. Herexamen: opnieuw examen.
ex- = niet meer, van vroeger. Ex-vriendin: vriendin van vroeger
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 1.
Omschrijf de betekenis van de onderstreepte woorden.
De herdruk van de allereerste Tina is nu te koop.
We gaan in de kerstvakantie met de internationale trein naar Keulen.
Laat je niet misleiden door haar lieve glimlach.
'Ik lees liever fictie dan non-fictie', zei de schrijver op tv.
Ongewenst gedrag verpest de sfeer in de groep.
Mijn moeder zeurt altijd over de wanorde in mijn slaapkamer.
De ex-directeur van de bank is inmiddels 70 jaar.
Slide 7 - Tekstslide
Antwoorden opdracht 1
Herdruk: opnieuw gedrukt.
Internationale trein: trein tussen twee landen.
Misleiden: bedriegen.
Non-fictie: iets dat geen fictie is.
Ongewenst: niet gewenst.
Wanorde: chaos, rommel.
Ex-directeur: vroegere directeur.
De woorden die je leert bij woordenschat moet je kennen op de toets.
Slide 8 - Tekstslide
Maak opdracht 2 zelfstandig.
Vraag 1 mag je overslaan, maak vraag 2 t/m 11.
Ben je klaar? Ga dan verder met opdracht 3 en 4.
Zet je geluid uit zodat je mij niet hoort. Over 15 minuten gaan we verder. Zet even een wekker.
Slide 9 - Tekstslide
Startopdracht TL
Een vaste vergelijking is dat je twee dingen naast elkaar zet die op elkaar lijken.
a. Zo groen als ...
b. Zo dom als ...
c. Zo ... als een varken.
d. Zo ... als een kwartel.
Slide 10 - Tekstslide
Startopdracht TL
Een vaste vergelijking is dat je twee dingen naast elkaar zet die op elkaar lijken.
a. Zo groen als gras.
b. Zo dom als een ezel.
c. Zo lui als een varken.
d. Zo doof als een kwartel.
Slide 11 - Tekstslide
Vaste vergelijking
Een vergelijking is altijd figuurlijk bedoeld!
Meestal hebben ze de vorm als: zo ... als ...
Zoals bij de startopdracht.
Zo wit als sneeuw, zo rood als een kreeft.
Slide 12 - Tekstslide
Zo stijf als een ...
Zo vlug als ...
Zo bang als een ...
Zo lek als een ...
Zo vals als een ...
Zo gezond als een ...
Plank
Wezel
Mandje
Slide 13 - Sleepvraag
De betekenis van een vaste vergelijking
Achter de betekenis komen is eigenlijk vaak erg makkelijk:
Zo koppig als een ezel = erg koppig.
Zo vals als een kraai = erg vals.
Zo stijf als een plank = erg stijf.
Bij woordenschat moet je altijd de woorden en betekenissen die leert, kennen voor de toets.