Hoofdstuk3

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was jullie kerstvakantie?

Slide 2 - Poll

Wat is het leukste wat je hebt gedaan?

Slide 3 - Woordweb

Let's get down to business

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag

- Maak een foto van de muurkrant en upload deze voor woensdagnacht op Magister (opdrachten)
- Fysiek ben ik niet aanwezig, maar gelukkig is er de klassenstudent! 
- Beginnen met hoofdstuk 3 WOORDRAADSTRATEGIE (blz. 88)

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat H3
Je leert de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een voorbeeld.
Je leert de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf. 

Slide 6 - Tekstslide

Startopdracht
Lees tekst 1 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een metropool?
A
Een grote stad
B
Een stad met veel metro's
C
Een muziekgebouw
D
Een orkest

Slide 8 - Quizvraag

Startopdracht
Lees tekst 1 nog een keer

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een evenement?
A
braderie
B
festivals
C
volksfeest
D
concert

Slide 10 - Quizvraag

Zoek een voorbeeld
In Woordenschat H1 en H2 heb je geleerd dat je de betekenis van moeilijke woorden soms in de tekst kunt vinden door een synoniem, omschrijving of definitie te zoeken.   Soms wordt de betekenis van een woord uitgelegd door het geven van voorbeelden. 

Zo'n voorbeeld zie je vaak:
  • na een signaalwoord (zoals bijvoorbeeld, zoals, denk aan..)
  • na een dubbele punt (Je kunt er van alles kopen: ondergoed, slingers, sokken, kerstverlichting enz)
  • voorafgaand aan een moeilijk woord of begrip. (Tokio, Londen en New York zijn metropolen waar ...)

Slide 11 - Tekstslide

Maken:
Opdracht 1

Klaar? Opdracht 2 t/m 6 

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 - vraag 3 

1 ongemanierdheid: onfatsoenlijkheid
2 romans: verzonnen verhalen
3 deugden: goede eigenschappen
4 gulzig: veel en snel etend
5 onbeschaafd: ongemanierd
6 tafelschikking: plaatsing van personen tijdens een maaltijd
7 hiërarchisch: volgens een rangorde
8 bestek: eetgerei
9 gerechten: delen van een maaltijd; spijzen
10 hygiënisch: schoon; bevorderlijk voor de gezondheid

Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 14 - Woordweb