‘Stel je voor dat er op een zondagmorgen in oktober een vriend bij je langskomt. Hij stelt voor om de hele dag in de bergen te gaan rijden om zijn nieuwe jeep uit te proberen. Je trekt vlug een spijkerbroek, een T-shirt en gymschoenen aan en gaat mee. De hele namiddag ben je al op pad in een afgelegen deel van de Rocky Mountains, als er plotseling een sneeuwstorm opsteekt. De weg wordt bijna onberijdbaar.
Je kunt nauwelijks zien waar je rijdt. Plotseling begint de jeep te slippen, waarna je honderd meter diep van een steile bergwand afstort. Je vriend is op slag dood en de jeep is total loss, maar gelukkig heb je zelf maar een paar schrammetjes. Naar je beste weten ben je vijftig tot zestig kilometer verwijderd van de dichtstbijzijnde hulppost. Gelukkig ontdek je vlakbij een zomerhuisje. Hoewel het huisje, afgezien van
een open haard, geen verwarming heeft en geen telefoon, biedt het wel onderdak en voedsel voor een
week.
Je komt al gauw tot het besef dat je niet op goed geluk in het huisje kunt blijven tot je gered wordt, want niemand weet waar je zit. Als de storm is gaan liggen, zie je dat die een laag van bijna negentig centimeter droge poedersneeuw heeft achtergelaten. Vervolgens besluit je een poging te
wagen om het pad naar de beschaving terug te vinden. Je hebt het geluk dat het huisje goed gevuld is met een kampeeruitrusting en andere voorzieningen en dat je er bijna alles vindt wat je nodig hebt. Maar je weet ook dat je leven tijdens de drie dagen die het waarschijnlijk zal kosten om hulp te bereiken gedeeltelijk afhangt van de zorgvuldigheid waarmee je jouw uitrusting samenstelt. Hierna
volgt een lijst van wat er zoal in het zomerhuisje aanwezig is, inclusief het gewicht. Bekijk wat je mee wilt nemen, zonder het totaal van 25 kilogram te boven te gaan.’