26 november zinnen maken + omdat & als

26 november 21
Zoek de verschillen, inversie, zinnen maken en want & omdat
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

26 november 21
Zoek de verschillen, inversie, zinnen maken en want & omdat

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Inversie

Slide 3 - Tekstslide

Maak een zin

Slide 4 - Open vraag

Maak een zin

Slide 5 - Open vraag


Slide 6 - Open vraag


Slide 7 - Open vraag

Maak een zin

Slide 8 - Open vraag

Inversie

Slide 9 - Tekstslide

omdat & als
Mohamed heeft het koud, omdat de verwarming kapot is. 
Fethawit heeft het koud, als het hard waait. 

Slide 10 - Tekstslide

Let op de plaats van het werkwoord:
wie/wat   werkwoord  rest
-----------------------------------------------------------
Ze              dragen           vandaag geen jas, omdat

wie/wat   rest                 werkwoord
------------------------------------------------------------
het             warm             is

Slide 11 - Tekstslide

Ze dragen vandaag geen jas, omdat het warm is.
Schrijf de werkwoorden op.

Slide 12 - Open vraag

Simon gaat naar school, als hij 4 jaar is.
Schrijf de 'wie of wat' op.

Slide 13 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Ik koop een pak koek voor haar, ........ ze dat lekker vindt.
A
want
B
omdat

Slide 14 - Quizvraag

Mijn dochter is 3 jaar. Ze gaat naar school, ........ ze 4 jaar is.
A
als
B
want
C
of
D
omdat

Slide 15 - Quizvraag

Hans ziet zijn zus niet zo vaak, omdat.... / woont / ze / in Engeland / .

Slide 16 - Open vraag

Hij gaat naar haar toe, ..... hij / vakantie / heeft / als / .

Slide 17 - Open vraag

Zijn zus haalt hem op, ...... komt / hij / als / met het vliegtuig / .

Slide 18 - Open vraag

Maak zelf de zin af:
Zij gaat naar de dokter, omdat ........

Slide 19 - Open vraag

Maak de zin af:
Wij bakken pannenkoeken, omdat .....

Slide 20 - Open vraag

Maak de zin af:
Hij stuurt een kaartje, als ........

Slide 21 - Open vraag

Let op de volgorde van de woorden:
hoofdzin + hoofdzin:
Felix is blij, want hij mag naar school.

hoofdzin + bijzin:
We gaan naar Turkije, als we vakantie hebben.


Slide 22 - Tekstslide