3K §4.4 Wonen en verzekeren

§4.1 Huur en verhuur
Deze les leer je:
- alles over huren en verhuren
- Het verschil tussen klein en groot onderhoud
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§4.1 Huur en verhuur
Deze les leer je:
- alles over huren en verhuren
- Het verschil tussen klein en groot onderhoud

Slide 1 - Tekstslide

Sociale huurwoningen: Woningen met een lage huur voor de mensen met lage inkomens. Deze mensen krijgen ook meestal huurtoeslag van de overheid.




Vrije sector: Woningen met een huur boven de huurgrens.

Slide 2 - Tekstslide

Verschil huren en verhuren
De huurder huurt het huis en heeft recht op privacy en op ongestoord gebruik van het gehuurde goed.



De verhuurder heeft recht op de op tijd afgesproken huur(geld).

Slide 3 - Tekstslide

Klein en groot onderhoud
Klein onderhoud: Meestal het onderhoud binnen, zoals schilderwerk en de vloer. De huurder moet dit zelf betalen.




Groot onderhoud: Onderhoud aan het gebouw en alles wat daaraan vastzit, zoals de keuken, CV-ketel, het schilderwerk buiten etc…Deze kosten zijn voor de verhuurder.

Slide 4 - Tekstslide

Eindvragen!
Wat is het verschil tussen sociale huurwoningen en huurwoningen in de vrije sector?

Noem voorbeelden van klein onderhoud?

Noem voorbeelden van groot onderhoud?


Slide 5 - Tekstslide

§4.2 Een eigen huis
Deze les leer je:
- Wat er allemaal bij komt kijken als je een huis koopt

Slide 6 - Tekstslide

Een huis kopen
  • Als je een huis wilt kopen kan je het best gebruik maken van een makelaar.

  • De makelaar maakt een taxatierapport: Daarin staat de kwaliteit van het huis en de omgeving.

  • Gebreken kan je niet altijd zien aan het huis. Daarom wordt er vaak een bouwkundig rapport gemaakt. Daarin staat wat eventuele schade aan het huis kost om te maken.



Slide 7 - Tekstslide

Als je een huis koopt betaal je Kosten Koper. Zie afb. 11 voor de extra kosten die je moet betalen.

Als jullie het eens zijn over de prijs, sluit je een voorlopig koopcontract. Mocht je de financiering niet rond krijgen mag de koop ontbonden worden.

Mocht het uiteindelijk allemaal lukken onderteken je de transportakte. Dit is de definitieve koopovereenkomst. De notaris zorgt ervoor dat dit komt te staan in het kadaster.


Slide 8 - Tekstslide

Hoe heet het rapport waarin de kwaliteit van het huis en de omgeving staat? .......rapport

Slide 9 - Open vraag

Welke kosten vallen
onder kosten koper?

Slide 10 - Open vraag

§4.3 De woningfinanciering
Deze les leer je:
- wat een hypotheek is

Slide 11 - Tekstslide

Lenen voor een huis: hypotheek
Onderpand

Slide 12 - Tekstslide

Mensen kunnen meestal alleen een huis kopen met geleend geld. Ze sluiten een Hypotheek af. Dit is een lening bij de bank of verzekeringsmaatschappij.

Een hypotheek sluit je af voor 30 jaar.

Eén van de hypotheekvormen is de lineaire hypotheek. Maandlasten worden elke maand lager.

Slide 13 - Tekstslide

De hoogte van de hypotheeklasten zijn afhankelijk van: hoe duur je huis is, de looptijd en het rentepercentage.

Als je je huis verkoopt lager dan je hypotheek, dan houd je een restschuld over.

Slide 14 - Tekstslide

Eindvragen
1) Wat is een hypotheek?


2) Wat is een lineaire hypotheek?


3) De hoogte van je hypotheek hangt af van?

Slide 15 - Tekstslide

§4.5 verzekeren, hoe dan?
Deze les leer je:
-

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een verzekering ?
Een verzekering is:

- Een overeenkomst
 tussen verzekerde en verzekeraar. 

- De verzekerde (dat ben jij) betaalt een premie en de verzekeraar betaalt de schadevergoeding


Slide 17 - Tekstslide

Waarom ben je verzekerd
        Hoe kan je deze 
       100 euro betalen?

1.  Jij betaalt zelf
2. Telefoonverzekering

Slide 18 - Tekstslide

Welke verzekeringen zijn er ?
- Aansprakelijkheidsverzekering    - Autoverzekering
- Overlijdensrisicoverzekering        - Brommerverzekering
- Annuleringsverzekering                  - Motorverzekering
- Uitvaartverzekering                           - Dierenverzekering
- Inboedelverzekering                         - Reisverzekering                         
- Telefoonverzekering                          - Zorgverzekering
- Rechtsbijstandverzekering                           ... En nog veel meer ...

Slide 19 - Tekstslide

Waarom ben je verzekerd
        Hoe kan je deze 
       100 euro betalen?

1.  Jij betaalt zelf                                      ---->       100 euro in één keer
2. Telefoonverzekering betaalt        ---->           5 euro per maand


Slide 20 - Tekstslide

Als je een verzekeringsovereenkomst afsluit krijg je een polis (bewijs dat je verzekert bent).

Je kunt je niet verzekeren tegen schade wat je al hebt gehad. Schade wordt ook niet vergoed als het met opzet is gedaan of door gemakzucht.

Met eigen risico betaal je minder, maar je krijgt bij schade niet alles uitgekeerd. Een deel van de kosten zijn dus eigen risico.

Slide 21 - Tekstslide

Reken uit hoeveel je per jaar betaalt.

25.000 : 1000 X 1,8 =          €45,00
Poliskosten                         €   5,00
                                               €50,00
Assurantiebelasting 21%
50 : 100 X 21 =                      €10,50
Totale kosten per jaar      €60,50

De kosten van een verzekering uitrekenen.


Een promille is 1/1000e en schrijf je zo: 1‰

Je bent verzekerd tot:   €25.000,-
De verzekeringspremie:1,8 ‰
Poliskosten per jaar:       €5,00 
Assurantiebelasting:       21%

Slide 22 - Tekstslide

§4.6 Goed verzekerd
Deze les leer je:
- Welke verzekeringen er allemaal zijn
- Wat deze verzekeringen inhouden

Slide 23 - Tekstslide

Inboedelverzekering
Opstalverzekering

Slide 24 - Tekstslide

Aansprakelijkheidsverzekering (AVP)

  • Vergoed schade die je zonder opzet aan iemand anders toebrengt (materieel en/of immaterieel)

  • Vanaf 16 jaar ben je zelf aansprakelijk!


Slide 25 - Tekstslide

Onder of oververzekeren
  • Je krijgt nooit meer dan de werkelijke waarde van je spullen uitgekeerd. Oververzekeren heeft dus geen zin.

  • Onderverzekeren bestaat ook. Dit houdt in dat je niet voor het volle bedrag verzekerd bent. Nadeel is dat je dus niet alle schade krijgt uitbetaald.

Slide 26 - Tekstslide

De berekening is…. Verzekerd bedrag : getaxeerde waarde X schade

De waarde van je inboedel is: €50.000
Je bent verzekerd voor: €30.000
De schade door brand is €10.000

Reken uit:

30.000 : 50.000 X 10.000 = €6000,-
Dus bij schade van €10.000 krijg je (maar) €6000 uitgekeerd. Dit komt omdat je onderverzekerd bent.


Slide 27 - Tekstslide

Deze verzekering verzekert je huis en alles wat er aan vastzit
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Aansprakelijkheids- verzekering

Slide 28 - Quizvraag

Deze verzekering verzekert alles wat in je huis staat en van jou is
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Aansprakelijkheids-verzekering

Slide 29 - Quizvraag

Deze verzekering verzekert als je schade veroorzaakt bij een ander
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Aansprakelijkheids- verzekering

Slide 30 - Quizvraag