3K §4.2 Wonen en verzekeren

Programma
nakijken H4 §1 opdrachten 1, 2, 3, 7, 8 en 10
uitleg §2
zelfstandig werken
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
nakijken H4 §1 opdrachten 1, 2, 3, 7, 8 en 10
uitleg §2
zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Heb je het huiswerk af?
ja zeker , ik maak het altijd
Nee, te druk
bijna alles afgemaakt
jazeker en ik wil het nakijken

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een recht én een plicht voor de huurder

Slide 7 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een recht én een plicht voor de huurder

Slide 8 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een recht én een plicht voor de huurder

Slide 9 - Open vraag

Wat is een plicht voor de huurder?
A
Het ontvangen van huur
B
Het betalen van huur

Slide 10 - Quizvraag

§4.2 Een eigen huis
Deze les leer je:
- Wat er allemaal bij komt kijken als je een huis koopt

Slide 11 - Tekstslide

Een huis kopen
  • Als je een huis wilt kopen kan je het best gebruik maken van een makelaar.

  • De makelaar maakt een taxatierapport: Daarin staat de kwaliteit van het huis en de omgeving.

  • Gebreken kan je niet altijd zien aan het huis. Daarom wordt er vaak een bouwkundig rapport gemaakt. Daarin staat wat eventuele schade aan het huis kost om te maken.



Slide 12 - Tekstslide

Als je een huis koopt betaal je Kosten Koper. Voor de extra kosten die je moet betalen.

Als jullie het eens zijn over de prijs, sluit je een voorlopig koopcontract. Mocht je de financiering niet rond krijgen mag de koop ontbonden worden.

Mocht het uiteindelijk allemaal lukken onderteken je de transportakte. Dit is de definitieve koopovereenkomst. De notaris zorgt ervoor dat dit komt te staan in het kadaster.


Slide 13 - Tekstslide

Welke kosten vallen
onder kosten koper?

Slide 14 - Open vraag

Maken
maken 1, 3, 7 9,en 12

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

§4.3 De woningfinanciering
Deze les leer je:
- wat een hypotheek is

Slide 17 - Tekstslide

Lenen voor een huis: hypotheek
Onderpand

Slide 18 - Tekstslide

Mensen kunnen meestal alleen een huis kopen met geleend geld. Ze sluiten een Hypotheek af. Dit is een lening bij de bank of verzekeringsmaatschappij.

Een hypotheek sluit je af voor 30 jaar.

Eén van de hypotheekvormen is de lineaire hypotheek. Maandlasten worden elke maand lager.

Slide 19 - Tekstslide

De hoogte van de hypotheeklasten zijn afhankelijk van: hoe duur je huis is, de looptijd en het rentepercentage.

Als je je huis verkoopt lager dan je hypotheek, dan houd je een restschuld over.

Slide 20 - Tekstslide

Eindvragen
1) Wat is een hypotheek?


2) Wat is een lineaire hypotheek?


3) De hoogte van je hypotheek hangt af van?

Slide 21 - Tekstslide

§4.4 huren of kopen
Deze les leer je:
- De voor en nadelen van een huis kopen
-De voor en nadelen van een huis huren

Slide 22 - Tekstslide

De woonlasten bestaan uit:
  • rente en aflossing van de     hypotheek 
  • alle onderhoudskosten
  • verzekeringspremie
  • belasting vanwege bezit woning ( onroerende zaak belasting)

Slide 23 - Tekstslide

Geld voor de gemeente
De ozb is een belasting die gemeenten opleggen aan huiseigenaren. Je betaalt deze dus alleen als je grond, een woning of een bedrijfspand hebt.

Huurders zijn geen eigenaar die hoeven dit dus niet te betalen.

Om de ozb te berekenen hebben gemeentes de waarde van het eigendom nodig daarom laten ze het taxeren (op waarde schatten).

Deze waarde heet de WOZ-waarde

Slide 24 - Tekstslide

OZB berekenen 
Voorbeeld:
WOZ - waarde: € 290.000 ( getaxeerde waarde woning door gemeente)
OZB: 0,1507% van de WOZ waarde.

Formule: WOZ : 100 X percentage
€ 290.000: 100 x 0,1507 = € 437,03

Slide 25 - Tekstslide

Welk nadeel heeft huren?
  • Bijna elk jaar stijgt de huur van de woning. Bij kopen is dit niet het geval.

  • Klein onderhoud moet je zelf betalen (klussen binnen)

  • Het vinden van een geschikte woning is moeilijk

Slide 26 - Tekstslide

Welke kosten heb je als je een huis koopt? Benoem er 2

Slide 27 - Open vraag

Welk nadeel heeft huren? Benoem er 2

Slide 28 - Open vraag

§4.5 verzekeren, hoe dan?
Deze les leer je:
-

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een verzekering ?
Een verzekering is:

- Een overeenkomst
 tussen verzekerde en verzekeraar. 

- De verzekerde (dat ben jij) betaalt een premie en de verzekeraar betaalt de schadevergoeding


Slide 30 - Tekstslide

Waarom ben je verzekerd
        Hoe kan je deze 
       100 euro betalen?

1.  Jij betaalt zelf
2. Telefoonverzekering

Slide 31 - Tekstslide

Welke verzekeringen zijn er ?
- Aansprakelijkheidsverzekering    - Autoverzekering
- Overlijdensrisicoverzekering        - Brommerverzekering
- Annuleringsverzekering                  - Motorverzekering
- Uitvaartverzekering                           - Dierenverzekering
- Inboedelverzekering                         - Reisverzekering                         
- Telefoonverzekering                          - Zorgverzekering
- Rechtsbijstandverzekering                           ... En nog veel meer ...

Slide 32 - Tekstslide

Waarom ben je verzekerd
        Hoe kan je deze 
       100 euro betalen?

1.  Jij betaalt zelf                                      ---->       100 euro in één keer
2. Telefoonverzekering betaalt        ---->           5 euro per maand


Slide 33 - Tekstslide

Als je een verzekeringsovereenkomst afsluit krijg je een polis (bewijs dat je verzekert bent).

Je kunt je niet verzekeren tegen schade wat je al hebt gehad. Schade wordt ook niet vergoed als het met opzet is gedaan of door gemakzucht.

Met eigen risico betaal je minder, maar je krijgt bij schade niet alles uitgekeerd. Een deel van de kosten zijn dus eigen risico.

Slide 34 - Tekstslide

Reken uit hoeveel je per jaar betaalt.

25.000 : 1000 X 1,8 =          €45,00
Poliskosten                         €   5,00
                                               €50,00
Assurantiebelasting 21%
50 : 100 X 21 =                      €10,50
Totale kosten per jaar      €60,50

De kosten van een verzekering uitrekenen.


Een promille is 1/1000e en schrijf je zo: 1‰

Je bent verzekerd tot:   €25.000,-
De verzekeringspremie:1,8 ‰
Poliskosten per jaar:       €5,00 
Assurantiebelasting:       21%

Slide 35 - Tekstslide

§4.6 Goed verzekerd
Deze les leer je:
- Welke verzekeringen er allemaal zijn
- Wat deze verzekeringen inhouden

Slide 36 - Tekstslide

Inboedelverzekering
Opstalverzekering

Slide 37 - Tekstslide

Aansprakelijkheidsverzekering (AVP)

  • Vergoed schade die je zonder opzet aan iemand anders toebrengt (materieel en/of immaterieel)

  • Vanaf 16 jaar ben je zelf aansprakelijk!


Slide 38 - Tekstslide

Onder of oververzekeren
  • Je krijgt nooit meer dan de werkelijke waarde van je spullen uitgekeerd. Oververzekeren heeft dus geen zin.

  • Onderverzekeren bestaat ook. Dit houdt in dat je niet voor het volle bedrag verzekerd bent. Nadeel is dat je dus niet alle schade krijgt uitbetaald.

Slide 39 - Tekstslide

De berekening is…. Verzekerd bedrag : getaxeerde waarde X schade

De waarde van je inboedel is: €50.000
Je bent verzekerd voor: €30.000
De schade door brand is €10.000

Reken uit:

30.000 : 50.000 X 10.000 = €6000,-
Dus bij schade van €10.000 krijg je (maar) €6000 uitgekeerd. Dit komt omdat je onderverzekerd bent.


Slide 40 - Tekstslide

Deze verzekering verzekert je huis en alles wat er aan vastzit
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Aansprakelijkheids- verzekering

Slide 41 - Quizvraag

Deze verzekering verzekert alles wat in je huis staat en van jou is
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Aansprakelijkheids-verzekering

Slide 42 - Quizvraag

Deze verzekering verzekert als je schade veroorzaakt bij een ander
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Aansprakelijkheids- verzekering

Slide 43 - Quizvraag