Taalverzorging- hoofdletters en leestekens

Hoofdletters & Leestekens
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters & Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Oefen verder in SCORE.
Maar eerst!!
Hoe was de vakantie? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Theorie hoofdletters en leestekens
  • Aan de slag met de opdrachten 

Lesdoelen:
Je gebruikt hoofletters juist.
Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
in een zin

Een zin begint altijd met een hoofdletter.

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters 
bij namen

Alle namen worden met een hoofdletter geschreven.
Kijk maar naar je eigen naam!

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juist geschreven woord.
A
titanic
B
Titanic

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters
bij namen

Je schrijft altijd de voornaam en achternaam
met een hoofdletter.
Dus:

Anna Mulder - Wesley Smit - Amir Hassan 




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenvoegsel
Soms staan er nog een of meer woordjes tussen:
de, van, van de, van der
Dit stukje van de naam schrijf je alleen met een
hoofdletter als de naam ermee begint:

Sem de Vries - (meneer) De Vries
Iris van Vliet - (familie) Van Vliet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beste mevrouw van ginderen,
In de bovenstaande zin moet...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aardrijkskundige namen

Namen van plaatsen, streken en landen schrijfje ook met een hoofdletter.

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardrijkskundige namen
\
Maar ook bijvoorbeeld voor bergen, rivieren, woestijnen, hemellichamen.

Bijvoorbeeld:
de Pyreneeën, de Schelde, de Sahara, de Poolster



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters: goed of fout?
Zuid-Holland
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dagen
Feestdagen schrijf je met een hoofdletter
Kerstmis

Afleidingen van feestdagen niet
eerste kerstdag

Dagen, maanden en seizoenen niet
maandag, januari, zomer

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

moederdag
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een feestdag
Namen van bedrijven, organisaties en merken

Rabobank
 Greenpeece
 Coca-Cola

Uitzonderingen bij sommige organisaties en bedrijven
iPhone, HEMA 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen hoofdletter bij:
- formele aanduidingen bij 
- personen: u, uw
- periodes: de middeleeuwen
- religieuze stromingen: de islam, het christendom
- schoolsoorten: het vmbo, het roc (wel in eigennaam: ROC Friese Poort)

Geen hoofdletter bij:
- samenstellingen met feestdagen: het kerstcadeautje
- windstreken: het zuiden
- namen van seizoenen: de lente
- titels/functies: de president, de professor

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

september
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin goed of fout?

Zij is in januari jarig.



A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met kerst vieren wij dat jezus christus is geboren.
Hoeveel hoofdletters mis je?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 21 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Wanneer gebruik je een komma?
  • in opsommingen: "Een goede thuishulp is verzorgende, verpleegkundige, psychiater en hulp in de huishouding tegelijk."
  • tussen twee persoonsvormen: "Als ik dat wist, zou ik het wel zeggen."
  • voor en/of na een aanspreking: "Jeroen, wil jij mijn bier aangeven?"
  • voor voegwoorden zoals omdat, maar, nadat, want, voordat: "Het overleg begint om 10.00 uur, want Levi moet eerst de kinderen naar de opvang brengen."
  • twijfel? Zeg de zin hardop, je hoort dan een korte pauze in de zin!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een punt?
  • om een zin af te sluiten.
  • bij sommige afkortingen: Mag ik die toets z.s.m. doen? / Deur sluiten a.u.b.
  • maar geen punt bij: apk, gsm, slb en afkortingen van maten en gewichten: 3 m (meter), 10 kg (kilogram)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een vraagteken?
  • na een vraag: "Heeft iedereen de e-mail gelezen?"
  • maar: Ik vraag me af of iedereen de e-mail heeft gelezen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een uitroepteken?
  • na een bevel: "Hou daar onmiddellijk mee op!"
  • na een uitroep: "Wat erg!"

Pas op met het uitroepteken in teksten voor opleiding en werk. Het kan al snel een beetje kinderachtig overkomen.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
  • na een aankondiging van een opsomming: "Dit zijn mijn kwaliteiten: gastvrij, behulpzaam en stressbestendig."
  • om een citaat aan te kondigen: "Toen zei mijn begeleider: ‘Jammer, volgende keer beter!’"
  • voor een uitleg: "Zo bedien je de oven: …"


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
  • bij een citaat: "Mijn begeleider zei: ‘Volgende keer beter!’"
  • als je een woord ironisch bedoelt: "Wat een ‘geweldige’ begeleiding heb ik gehad."
  • als het om het woord of de groep woorden zelf gaat: "In ‘bouwvakker’ zit niet voor niets het woord ‘vak’."

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet op de plek van nummer 1 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet op de plek van nummer 2 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet op de plek van nummer 3 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet op de plek van nummer 4 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet op de plek van nummer 5 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak de opdrachten in de planning.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies