De Oude Grieken

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 2

We hebben de prehistorie besproken maar wat gebeurde er in de rest van de wereld?

Tijdslijn

Tijd van Grieken en Romeinen

Leerdoelen

 Je kunt kenmerken noemen van Griekse stadstaten.

Je kent het begrip democratie uitleggen. 

Je weet de verschillen tussen Athene en Sparta.

Je kent drie filosofen die belangrijk zijn geweest voor de Griekse samenleving.

Wat weet jij al over het oude Griekenland?

Het oude Griekenland

was geen geheel, maar bestond uit zelfstandige gebieden: stadstaten.

Er waren ongeveer 700 verschillende stadstaten: bestaat uit een stad en het centrum (Akropolis). Ze hadden volksvergaderingen waarin burgers mochten stemmen. 

Athene en  Sparta waren de grootse stadstaten. 

Wat is een stadstaat?

1. Een stad die zichzelf bestuurt
2. Een stad met omliggend land die zichzelf bestuurt
3. Een vereniging van steden die zichzelf bestuurt
4. Stad met tenminste 500 inwoners

Rondom de poleis werd voedsel verbouwd.  De grond was schaars wat voor veel oorlog zorgde maar ook voor emigratie. 

Rondom de zwarte zee en Italië kwamen Griekse koloniën. 

Resultaat: De Griekse cultuur verspreide zich zo door het Middelandse Zee gebied. 

Volksvergadering:

besluiten over wetten

besluiten over oorlog en vrede

6000 burgers

Vrouwen, kinderen en slaven mochten niet stemmen. 

kleine groep van 500 burgers: raad van 500, deed voorstellen. Deze groep werd door loting gekozen.

Athene

Democratie met volksvergadering.

Stemrecht voor alle vrije mannen boven de 18 jaar.

Geen stemrecht voor vrouwen, slaven, buitenlanders, kinderen onder de 18 jaar.

Stichting van vele koloniën.

Belangrijke rol van de handel.

Grote handelsvloot.

Grote militaire vloot.

Cultuur en kunst hoog ontwikkeld

Sparta

Aristocratie (bestuur in handen van een adellijke familie) .

Oorlogszuchtig en agressief.

Zeer sterk leger.

Geen koloniën, maar veroveringen.

Mensen in veroverde gebieden werden tot slaaf gemaakt.

Cultuur minder ontwikkeld.

Wie waren de gewone burgers in de tijd van de oude Grieken?

Uit hoeveel burgers bestaat de Volksvergadering

1. 400
2. 300
3. 500
4. 200

Welke Griekse Goden ken jij?

Griekse Filosoof

Socrates 469 - 399 v. OJ

Plato 427 - 347 v. OJ

Aristoteles 384 - 322 v. OJ

Socrates

geloofde in een objectieve waarheid, een waarheid die er simpelweg is, onafhankelijk wat wij er als mensen van vinden. Hij was bang dat de onwetende massa gemakkelijk misleid kon worden door politiek

Zijn drang naar eerlijkheid kwam hem duur te staan.  Hij kwam herhaaldelijk in conflict met de machthebbers in Athene. Uiteindelijk werd hij aangeklaagd omdat hij de goden niet genoeg zou vereren en vanwege zijn slechte invloed op de jeugd.  

Plato

Plato was leerling van Socrates. Plato geloofde in het bestaan van een hogere werkelijkheid in een ideale wereld die wij als mensen niet kunnen zien.

Wat we zien zijn slechts de afspiegelingen van die werkelijkheid, zei Plato. Kennis van de echte werkelijkheid kunnen we enkel bereiken door het denken. 

Aristoteles

Aristoteles was een leerling van Plato en een onvoorstelbaar knappe geest. .

De ideeën van Aristoteles hebben grote invloed gehad op de Westerse geschiedenis en het Westerse denken. In zijn wetenschappelijke denken werd hij geleid door het inzicht dat in de natuur alles is geordend en doelmatig is: de natuur doet niets vergeefs. Hij dacht bijvoorbeeld dat de aarde het middelpunt was van het universum.

Dit wereldbeeld hield in West-Europa bijna tweeduizend jaar stand.

Griekse Goden

Grieken zochten voor alles een verklaring.

Het antwoord vonden ze in godenverhalen: mythen.

Opdracht!!!

Je gaat een God naar bestuderen. Met dit  onderdeel wordt het geloof van de antieke Griekse beschaving in beeld gebracht. 

Je maakt op 1 A4tje een profiel van deze God. Inclusief plaatjes en of tekening. 

Je hebt 30 minuten de tijd.

Wanneer je het niet begrijpt vraag je of een medeleerling of de docent.

Ben je klaar bent bedenk zelf nog een god. 

Het eindproduct met zorg gemaakt is.

Het eindproduct op tijd klaar is.