Grammatica herhaling

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoord
noem de lidwoorden:

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Sleep alle zelfstandig naamwoorden naar het groene vak
zelfstandig naamwoorden
Het
alarm
ging
met
veel
geluid
af.

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
Vraagproef
B
Wie of wat + persoonsvorm?’
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?’
D
Tijdsproef

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

''Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.''
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een voorzetsel
D
over de hele zin

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
museum
B
gesprek
C
beroemde
D
jongen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Werkwoorden
B
Persoonsvorm
C
Voltooid deelwoord
D
Alle werkwoorden in een zin

Slide 27 - Quizvraag

Hoe vind je
het werkwoordelijk gezegde?
A
Wie/ Wat?
B
Wie/ Wat + onderwerp?
C
Wie/ Wat + persoonsvorm?
D
PV (+ andere werkwoorden)

Slide 28 - Quizvraag

Maak duo's
 Jullie gaan samen de zinsonderdelen benoemen:
- werkwoord;
- persoonsvorm;
- lidwoord;
- onderwerp;
- zelfstandig naamwoord;
- bijvoeglijk naamwoord;
- werkwoordelijk gezegde.

 

timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

Ik heb de lesstof begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll