Onderdeel 4 H1 Meer dan lezen P2 Tekstverbanden en signaalwoorden (2))

Onderdeel 4 Leesvaardigheid
Hoofdstuk 1 Meer dan lezen,
P2 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onderdeel 4 Leesvaardigheid
Hoofdstuk 1 Meer dan lezen,
P2 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Slide 1 - Tekstslide

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 10 en 11)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Wat we doen:
  • Doelstelling Onderdeel 4 Meer dan lezen -
    paragraaf 2 Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Leerjaar 2
  • Leerjaar 3 nieuw!
  • Aan de slag! 
  • Nabespreken
  • Volgende les

Slide 3 - Tekstslide

Doelstellingen:
  • Je leert tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstverbanden (en signaalwoorden) ken je nog?

Slide 5 - Open vraag

Welke 6 tekstverbanden ken je?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Je kent nu al een aantal tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden. Je leert nu twee nieuwe tekstverbanden: 
  • doel-middel;
  • voorwaarde.

Slide 8 - Tekstslide

Doel-middel
Bij het tekstverband doel-middel gaat het om het bereiken van een bepaald doel. Hiervoor is een middel nodig, iets wat gebruikt wordt om het doel te bereiken. Je herkent dit verband bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van.

Bijvoorbeeld: Ik sta ’s morgens vroeg op, zodat ik op tijd bij de bushalte ben.
Doel: op tijd bij de bushalte zijn
Middel: vroeg opstaan

Slide 9 - Tekstslide

Voorwaarde
Een voorwaarde is iets wat moet gebeuren, voordat iets anders kan gebeuren. Het maakt dus duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt. Je herkent het tekstverband voorwaarde bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: als (... dan), indien, tenzij, wanneer, mits.

Bijvoorbeeld:
Ik krijg elke zaterdag vijf euro van mijn vader, als ik zijn auto was.
Wat er kan gebeuren: Ik krijg vijf euro.
Voorwaarde (wat er eerst moet gebeuren): de auto wassen

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
- Lees de vragen van opdracht 1
- We bekijken fragment: 'Succes'
-  We maken de  vragen
-  We kijken de vragen na. 


timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Aan de slag
- Lees de vragen van opdracht 2
- We bekijken fragment: 'Succes'
-  We maken de  vragen
-  We kijken de vragen na. 


timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Aan de slag
- We lezen samen 'Schatzoeken' (tekst 2)
-  Maak de vragen
-  We kijken de vragen na. 

Klaar?
Ga zelfstandig aan de slag tekst 2.
- Lees tekst 2
- Maak opdracht 4 en 5. 
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide


Welke tekstverbanden heb je vandaag geleerd?

Slide 16 - Open vraag


Welke tekstverbanden ken je nu?

Slide 17 - Open vraag

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Waarom vind je dat?

Slide 19 - Open vraag

Volgende les:
  • Maken opdrachten tekst 3
  • Nakijken opdrachten tekst 2 en 3
  • Start met Lay-Out.  

Slide 20 - Tekstslide