CE MBO3 BBL- examentraining les 4

Wat gaan we vandaag doen?
  • 3.4 Feiten en meningen theorie
  • Oefenen klassikaal CE - onderdeel Lezen 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  • 3.4 Feiten en meningen theorie
  • Oefenen klassikaal CE - onderdeel Lezen 

Slide 1 - Tekstslide

3.4 Feiten en meningen
In een tekst kunnen zowel feiten als meningen voorkomen. 
  • Een mening is wat iemand vindt. Je kunt het ermee eens zijn of oneens. Bijvoorbeeld: Maastricht is een leuke stad. 

  • Een feit is een zakelijke uitspraak over de werkelijkheid. Je kunt controleren of zo'n uitspraak waar is. Bijvoorbeeld: Maastricht had in 2015 ruim 120.000 inwoners. 

Slide 2 - Tekstslide

3.4 Feiten en meningen vervolg
In meningen komen vaak woorden voor zoals: goed, fout, mooi, lelijk, saai enzovoort. Soms herken je meningen aan signaalwoorden als: " Ik vind ten eerste dat.......". Maar er zijn nog meer manieren om een mening te verwoorden: "Bellen op de fiets moet verboden worden". 

Slide 3 - Tekstslide

3.4 Feiten en meningen
Mensen gebruiken vaak argumenten om hun mening te onderbouwen. Ze leggen dan uit waarom ze die mening hebben. Iemand kan bijvoorbeeld zeggen in een discussie: De muziek op het festival stond echt idioot hard. (mening) Op 50 meter van het podium kon je elkaar niet eens verstaan. (argument)

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 
Lees tekst 1, 2 en 3. De vragen komen op het scherm te staan straks.

Slide 5 - Tekstslide

Lees tekst 1,2 en 3. Welk onderwerp past bij alle drie de teksten?
A
Lego en Super Mario
B
Nintendo
C
Super Mario

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het hoofddoel van tekst 1?
A
activeren
B
informeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het hoofddoel van tekst 2?
A
Overtuigen
B
Informeren
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van tekst 3?
A
Informeren
B
Activeren
C
amuseren
D
Overtuigen

Slide 9 - Quizvraag

In tekst 1 (alinea 3) staat dat Miyamoto de nieuwe speltechniek side-scrolling invoerde. Hoe werkt die techniek?
A
De achtergrond verandert wanneer de speler de rand van het spel bereikt
B
De achtergrond verspringt wanneer de speler over obstakels springt en klautert,
C
De achtergrond is het hele spel hetzelfde en beweegt niet met de speler mee.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2?
A
LEGO Super Mario is geen standaard LEGO-pakket en ook geen echte game.
B
LEGO Super Mario brengt leuke interactie zonder veel herspeelbaarheid
C
LEGO Super Mario is een pakket met een leuk interactief spel en modulair systeem
D
LEGO Super Mario heeft de LEGO kwaliteit en Nintendo sfeer, maar is vrij duur.

Slide 11 - Quizvraag

Volgens tekst 3 is de LEGO Nintendo Entertainment System bouwset niet een bouwset die je snel en makkelijk in elkaar zet.
Uit welk woord in alinea 3 blijkt dat?

Slide 12 - Open vraag

Deze vraag gaat over tekst 3. Waarom heeft de Nintendo Entertainment System bouwset van LEGO stenen onder andere een gleuf voor de Game Pak met een vernellingsfunctie en een controller met een kabel en een stekker gekregen?
A
Daardoor lijkt het eindresultaat echter
B
Dat maakt het in elkaar zetten ingewikkelder
C
Dat levert de maker inspiratie op
D
Daardoor wordt het bouwen uitdagender

Slide 13 - Quizvraag

Deze vraag gaat over woordenschat. In alinea 2 van tekst 1 staat: "Mario's uiterlijk werd begrensd door de techniek van die tijd". Wat betekent "begrensd door techniek"? De techniek zorgt ervoor dat er
A
Meer mogelijkheden zijn
B
Geen nieuwe mogelijkheden zijn
C
Nieuwe mogelijkheden zijn
D
Minder mogelijkheden zijn

Slide 14 - Quizvraag

Welke betekenis past bij "statisch" in alinea 3 van tekst 1?
A
elektriciteit voortbrengend
B
steeds hetzelfde
C
in evenwicht

Slide 15 - Quizvraag

In alinea 1 van tekst 2 wordt LEGO Super Mario omschreven als "geen standaard LEGO-pakket en ook geen echte game, maar een nieuw concept". Wat wordt hier bedoeld met "concept"?
A
Parcours
B
Idee
C
Systeem

Slide 16 - Quizvraag

In tekst 2 staat vaak het woord "interactieve": interactieve tegels, interactieve Mario, interactief spel. Schrijf ik je eigen woorden op wat "interactief" betekent.

Slide 17 - Open vraag

Ik welke van de volgende werksituaties is sprake van interactie?
A
De twee werknemers die samen een dakkapel plaatsen waren goed op elkaar ingespeeld
B
Er was geen enkel overleg tussen de twee monteurs tijdens het verhelpen van de storing.

Slide 18 - Quizvraag

Aan de voeten van Mario zit een sensor voor kleur. In welke van de volgende apparaten zit geen sensor?
A
Bewegingsschakelaar
B
Televisie
C
Fotocamera
D
Wekkerradio

Slide 19 - Quizvraag