Slimme Zoekers: Hoe gebruik je een woordenboek?

Slimme Zoekers: Hoe gebruik je een woordenboek?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slimme Zoekers: Hoe gebruik je een woordenboek?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken én wat je van een woord kunt opzoeken.

Slide 2 - Tekstslide

timer
3:00
Wat weet je al over het gebruik van een woordenboek?

Slide 3 - Woordweb

Wat is een woordenboek?
Een woordenboek is een boek waarin woorden en hun betekenissen worden opgezocht.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Waar in het woordenboek vind je de letter: m
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 7 - Quizvraag

Waar in het woordenboek vind je de letter: e
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 8 - Quizvraag

Waar in het woordenboek vind je de letter: b
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 9 - Quizvraag

Waar in het woordenboek vind je de letter: x
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

1
2
3
4
5
adem
aarde
altijd
aap
alarm

Slide 12 - Sleepvraag

Het woord:
ZWOERD
is het laatste woord in het woordenboek
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht
Schrijf in je werkboek op bladzijde 249 het alfabet op.
timer
2:30

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin:
Rianne neemt een kopje koffie.
timer
0:40

Slide 16 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin:
Zij heeft medicijnen nodig.
timer
0:40

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de grondvorm van het werkwoord: heeft
A
heb
B
zijn
C
hebben
D
is

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de grondvorm van het werkwoord: werkt
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Wat is de grondvorm van het zelfstandige naamwoord:
kopje
A
koppen
B
kop
C
kopen
D
kopjes

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de grondvorm van het zelfstandige naamwoord:
medicijnen
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Kijk in je woordenboek.
Wat is het meervoud van het woord:
zwoerd
A
zwoerds
B
zwoerde
C
zwoerden
D
zwoerdenen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het lidwoord/geslacht van het woord: zwoerd
A
onzijdig / het
B
mannelijk / de
C
vrouwelijk / de

Slide 26 - Quizvraag

Zoek het woord: rookkanaal
Wat weet je nu over dit woord?
timer
3:00

Slide 27 - Open vraag

OPDRACHTEN

  1. Maak in je werkboek opdracht 65 en 66.
  2. Klaar? Laptop 7.9 
  3. Daarna wat je verder van thema 7 nog niet gemaakt hebt.
  4. Alles klaar? Kom even langs.

Slide 28 - Tekstslide

Ik snap nu hoe ik het woordenboek moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll