Woordenschatquiz

Deze krant is van vorige week, dus wat erin staat, is niet ACTUEEL.

A
standaard, populair
B
doeltreffend
C
van dit moment
D
feitelijk
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze krant is van vorige week, dus wat erin staat, is niet ACTUEEL.

A
standaard, populair
B
doeltreffend
C
van dit moment
D
feitelijk

Slide 1 - Quizvraag

Iedereen wilde een feest, maar niemand nam het
INITIATIEF om het te organiseren.
A
Proef om iets uit te proberen
B
Eerste stap
C
Onder controle houden, tegenhouden
D
Doen ontstaan, voortbrengen

Slide 2 - Quizvraag

Ze kon haar tranen niet BEDWINGEN toen ze het
slechte nieuws hoorde.
A
Onder controle houden, tegenhouden
B
Aanmoedigen
C
blijven steken
D
last hebben (van)

Slide 3 - Quizvraag

De HERKOMST van dit fruit is Spanje.
A
centrale thema, onderwerp dat steeds terugkomt
B
voorwerp of beeld met een bepaalde, vaste betekenis
C
D
Waar iets of iemand vandaan komt

Slide 4 - Quizvraag

Mijn trainer was ONVERBIDDELIJK : ondanks mijn
blessure moest ik tien rondjes hardlopen.
A
een samenwerking beginnen
B
onbeweeglijk worden
C
vastbesloten, niet over te halen
D
vrede hebben (met), accepteren

Slide 5 - Quizvraag

harmonie (de)
(2 antwoorden mogelijk)
A
overeenstemming
B
muziekgezelschap
C
kinderachtig, dom
D
grote groep mensen

Slide 6 - Quizvraag

situeren
A
ontleden, uitzoeken
B
plaatsen, de plaats bepalen
C
verbeteren
D
verdraaien

Slide 7 - Quizvraag

lucratief
A
vindingrijk
B
waar je geld mee verdient
C
praktisch
D
bruikbaar

Slide 8 - Quizvraag

Zal ik het even recapituleren?
A
kort samenvatten
B
voorzeggen
C
opnieuw doen
D
afmaken

Slide 9 - Quizvraag

plausibel
A
aantrekkelijk
B
foutloos
C
aannemelijk
D
ongeloofwaardig

Slide 10 - Quizvraag

onberispelijk
A
foutloos
B
onwaarschijnlijk
C
onverstaanbaar
D
niet te volgen

Slide 11 - Quizvraag

fiducie
A
belasting
B
zichtbaarheid
C
ontkenning
D
vertrouwen

Slide 12 - Quizvraag

duperen
A
verdubbelen
B
benadelen
C
snijden
D
verklaren

Slide 13 - Quizvraag

consensus
A
conflict
B
houdbaarheid
C
overeenstemming
D
disussie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is hij een FLEEMKOUS!
A
zeur
B
slijmbal
C
bedrieger
D
aantrekkelijk persoon

Slide 15 - Quizvraag

wederhoor
A
reactie
B
slecht luisteren
C
luisteren naar de tegenpartij
D
negeren

Slide 16 - Quizvraag

limerick
A
een gedicht
B
een slim persoon
C
een trucje
D
een verrassing

Slide 17 - Quizvraag

linguïstiek
A
vloeibaarheid
B
taalkunde
C
haarband
D
natuurwetenschap

Slide 18 - Quizvraag

jargon
A
slaapmiddel
B
kledingstuk
C
woorden die bij een vakgebied horen
D
leugentjes om bestwil

Slide 19 - Quizvraag

affiniteit
A
aantrekkingskracht
B
verwaarlozing
C
crimineel gedrag
D
vertrouwen

Slide 20 - Quizvraag

entourage
A
bloemstuk
B
omgeving
C
interesse
D
een populair verschijnsel

Slide 21 - Quizvraag

empathie
A
interesse
B
vervreemding
C
kennis
D
medeleven

Slide 22 - Quizvraag

nostalgie
A
ouderwets taalgebruik
B
gevaarlijk gedrag
C
heimwee naar vroeger
D
lichamelijke reactie

Slide 23 - Quizvraag

pseudoniem
A
allergische reactie
B
schuilnaam
C
een andere betekenis
D
een psycholoog

Slide 24 - Quizvraag

ethisch
A
wat met schoonheid te maken heeft
B
wat met afkomst te maken heeft
C
wat met goed en kwaad te maken heeft
D
wat met voedsel te maken heeft

Slide 25 - Quizvraag

accorderen
A
muziek maken
B
overeenkomen
C
openstellen
D
concluderen

Slide 26 - Quizvraag