In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom 2F!
- Telefoon uit en in de bak
- Zitten volgens de plattegrond
- Laptop DICHT op tafel
- Pet en muts af
- Oortjes uit
Slide 1 - Tekstslide
Welkom
Nederlands
Tekstverbanden & signaalwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je weet na vandaag (weer):
wat tekstverbanden zijn.
wat signaalwoorden zijn.
welke signaalwoorden er bij het tekstverband 'opsomming' horen.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Begrippen
Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven.
Slide 5 - Tekstslide
Opsommend tekstverband
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld 'opsomming'
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op!
Slide 7 - Tekstslide
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
Slide 8 - Open vraag
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 9 - Tekstslide
Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.
Slide 10 - Tekstslide
Vergelijking
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)
Slide 11 - Tekstslide
Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan
Slide 12 - Tekstslide
Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals
Slide 14 - Tekstslide
Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,
Slide 15 - Tekstslide
Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat
Slide 16 - Tekstslide
Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat
Slide 17 - Tekstslide
Welk signaalwoord hoort bij een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 18 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij een reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar
Slide 19 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven
Slide 21 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus
Slide 22 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij een voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 23 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 24 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 25 - Quizvraag
Kun je nu 'signaalwoorden' in een tekst herkennen?