In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5 - Planten
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Startklaar
Startopdracht
welkom!
3. Begin met ‘startopdracht’
1. Zitten volgens plattegrond.
2 Boek, schrift, agenda en pen op tafel.
Noem 4 organen van planten. Teken een plant en schrijf ze er naast
Wat doet elk orgaan?
Schrijf de functie bij het orgaan
Slide 3 - Tekstslide
§5.1 Planten bekijken
Je kunt benoemen uit welke organen een plant bestaat.
Je kunt de functies van de onderdelen uitleggen.
Je kunt de plant beschrijven op de organisatieniveaus organisme - orgaan - weefsel - cellen
Je kunt een plantencel herkennen en de onderdelen van de cel benoemen.
Je kunt de taken van de celonderdelen benoemen.
Je kunt uitleggen hoe een plant zijn stevigheid behoudt daarbij het verschil tussen kruidachtige en houtachtige planten uitleggen.
Je kunt uitleggen op welke wijze het water vanuit de bodem in de bladeren terecht komt.
Daarbij kun je van de begrippen wortels, wortelharen, vaatbundel en huidmondjes uitleggen wat hun taak is in het watertransport.
Leerdoelen:
Slide 4 - Tekstslide
Organen van de plant
Wortels Zorgen voor opname van water en mineralen, en voor stevigheid in de grond
Stengel
Geeft stevigheid aan de plant en transporteert water en stoffen door de plant.
Bladeren Blad bestaat uit bladmoes en nerven. In het bladmoes maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen (fotosynthese). De nerven transporteren de (voedings)stoffen.
Bloemen
Bloemen zorgen voor de voortplanting. In de bloemen ontstaan nieuwe zaden, die weer uit kunnen groeien tot nieuwe planten.
Bron 2
Slide 5 - Tekstslide
In het blad zie je in het midden de hoofdnerf, daaraan vast zitten de zijnerven en verspreid in het bladmoes lopen de fijne nerven.
Detail van een blad
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Sleep de woorden naar de juiste plek
bloem
wortels
blad
stengel
Slide 8 - Sleepvraag
Doorsnede blad
Als je een blad doorsnijdt, en van heel dichtbij zou bekijken, dan zie je eigenlijk vier verschillende laagjes cellen.
Bron 4
Slide 9 - Tekstslide
Doorsnede blad
Ieder laagje bestaat uit dezelfde soortcellen, die dezelfde taak hebben.
Zo'n groep cellen die er hetzelfde uitziet en dezelfde taak heeft, noem je een weefsel.
Bron 4
Slide 10 - Tekstslide
organisme - orgaan - weefsel - cel
Organisme
Orgaan
Weefsel
Cel
Een plant is een organisme.
Een plant heeft verschillende organen (wortels, stengels, bladeren, bloemen)
Organen bestaan uit weefsels.
Weefsels bestaan uit cellen.
Slide 11 - Tekstslide
Water en mineralen opnemen
Een plant neemt water en mineralen op met de wortelharen die aan de uiteinden van de wortels zitten.
Via vaten(dunne buisjes) in de wortels, stengels en bladnerven wordt het water met de mineralen getransporteert.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Wat zie je op de foto?
A
organisme
B
orgaan
C
weefsel
D
cel
Slide 14 - Quizvraag
Cellen: bouwsteentjes van de plant
Een plantencel bestaat uit zes onderdelen:
1. de celwand
2. celmembraam
3. bladgroenkorrels
4. cytoplasma
5. celkern
6. vacuole
Bron 5
Een groepje van dezelfde soort cellen vormen samen een weefsel. Verschillende weefsels vormen samen een orgaan. Verschillende organen vormen samen het organisme. Een plant in dit geval.
Slide 15 - Tekstslide
bladgroenkorrel
celmembraan
celkern
vacuole
cytoplasma
celwand
Slide 16 - Sleepvraag
Bladgroenkorrels
De bladgroenkorrels in het cytoplasma van de cel, geven de plant zijn groene kleur. In de bladgroenkorrels maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen (fotosynthese)
Bron 6
Slide 17 - Tekstslide
dierlijke cel vs plantencel
Geen bladgroenkorrels en celwand
Slide 18 - Tekstslide
Kruidachtige en houtachtige planten
Sommige planten zijn stevig doordat hun cellen zich vullen met water, dit noem je kruidachtige planten.
Sommige planten zijn stevig doordat ze houtcellen hebben, dit noem je houtachtige planten.
Bron 7
Slide 19 - Tekstslide
Nu doen: hw 31 mei
bestuderen blz 65 tm 68 t/m opdracht 10 tm 16
klaar? kijk naar de begrippen en ga in de LessonUp of: werk vast door vanaf blz 68
Slide 20 - Tekstslide
hw 30 mei
bestuderen blz 65 tm 68
t/m opdracht 10 tm 16
klaar? kijk naar de begrippen en ga in de LessonUp of: werk vast door vanaf blz 68
Slide 21 - Tekstslide
5.1 deel 2
verschil kruidachtige planten en houtachtige planten
hoe blijft een plant recht op staan
bekijken van vaten bij bleekselderij
vervoer van water door de plant heen
Slide 22 - Tekstslide
Celkern
Celwand
Vacuole
Bladgroenkorrel
Celmembraan
Slide 23 - Sleepvraag
Water opnemen en verdampen
De plant neemt, via de wortels, steeds nieuw water op.
Dit water gaat via de vaten naar de bladeren van de plant.
Cellen in het blad nemen het water uit de vaten op.
Het water verdampt vervolgens en gaat via huidmondjes in het blad weer naar buiten.
Bron 10
Slide 24 - Tekstslide
Water opnemen en verdampen
Als het heel warm en droog is, gaan de huidmondjes van de plant dicht. Zo houdt hij het water langer vast.
Bij planten met veel bladeren, zoals bomen, verdampt er heel veel water.
Deze planten hebben daarom enorme wortelstelsels om al dat water aan te kunnen vullen.
Bron 10
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
In de stengel bevinden zich de vaatbundels:
-bastvaten - houtvaten
Slide 27 - Tekstslide
Wat zie je op de foto?
A
organisme
B
orgaan
C
weefsel
D
cel
Slide 28 - Quizvraag
Sleep de taken naar de juiste plek
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en verankering in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.