Quiz
Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t
1 / 24
Onderdelen in deze les
Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t
Slide 1 - Quizvraag
Reken om: 2,5 V = ... mV
A
2500 mV
B
250 mV
C
25 mV
D
25000 mV
Slide 2 - Quizvraag
Welke omzetting vindt plaats in een zonnecel?
A
chemisch in elektrisch
B
beweging in elektrisch
C
zonne-energie in elektrisch
D
warmte in elektrisch
Slide 3 - Quizvraag
Welke 'bron' is geen spanningsbron?
A
batterij / accu
B
dynamo / generator
C
zonnecellen
D
windmolen
Slide 4 - Quizvraag
Welke vloeistof geleidt stroom?
A
sla-olie
B
citroensap
C
zuiver water
D
wasbenzine
Slide 5 - Quizvraag
Welke energie omzetting vindt plaats in een batterij?
A
chemische in elektrisch
B
beweging in elektrisch
C
zonne-energie in elektrisch
D
beweging in warmte
Slide 6 - Quizvraag
Geef een andere naam voor een stroommeter.
A
voltmeter
B
thermometer
C
spanningsmeter
D
ampèremeter
Slide 7 - Quizvraag
Welke stof is geen metaal, maar geleidt de stroom wel?
A
goud
B
koper
C
zink
D
koolstof
Slide 8 - Quizvraag
Welke combinatie van grootheid en eenheid horen bij elkaar?
A
spanning en ampère
B
stroomsterkte en volt
C
spanning en volt
D
volt en ampère
Slide 9 - Quizvraag
Hoe is de schakeling
geschakeld?
geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 10 - Quizvraag
Welke eenheid hoort er bij spanning?
A
ampère
B
volt
C
ohm
D
watt
Slide 11 - Quizvraag
Geef een andere naam voor een voltmeter?
A
stroommeter
B
spanningsmeter
C
thermometer
D
ampèremeter
Slide 12 - Quizvraag
Welke stof is geen geleider?
A
ijzer
B
koolstof
C
kunststof
D
zink
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het symbool voor stroomsterkte?
A
U
B
P
C
I
D
R
Slide 14 - Quizvraag
Wat geeft
de wijzer aan?
de wijzer aan?
A
1,8 V
B
8 V
C
18 V
D
0,8 V
Slide 15 - Quizvraag
Wat moet een stroomkring sowieso bevatten?
A
- Spanningsbron
- Verbindingssnoeren
- Apparaat
B
- Spanningsmeter
- Verbindingssnoeren
- Apparaat
C
- Stroommeter
- Verbindingssnoeren
- Apparaat
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn isolatoren?
A
Stoffen waar stroom makkelijk doorheen loopt.
B
Stoffen die elektrische stroom niet of heel slecht doorlaten.
Slide 17 - Quizvraag
In welke richting loopt stroom?
A
Van de pluspool naar de minpool
B
Van de minpool naar de pluspool
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de betekenis van spanning?
A
Hoeveel energie een apparaat verbruikt
B
Hoeveel elektronen er per seconde langs komen
C
De hoeveelheid energie van elk elektron
Slide 19 - Quizvraag
Welke stroomkring is serie geschakeld?
A
Het linker plaatje
B
Het rechter plaatje
Slide 20 - Quizvraag
Hoe is de schakeling
geschakeld?
geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 21 - Quizvraag
Zorg dat de lamp brand...
Slide 22 - Sleepvraag
Zorg dat de lamp brand...
Slide 23 - Sleepvraag
Hoe hoog is de spanning op het Nederlandse elektriciteitsnet?
A
110 V
B
110 A
C
230 V
D
230 A
