Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
Voegwoorden
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen
Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een persoonsvorm?
A
persoon
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
lidwoord

Slide 2 - Quizvraag

Wat is goed?
De persoonsvorm vind je door:
A
de zin vragend te maken.
B
de personen in de zin te zoeken.
C
de zin in een andere tijd te zetten.
D
de getalproef te doen

Slide 3 - Quizvraag

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één of meerdere persoonsvormen.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de     persoonsvorm.
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het   werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 
  • Vraagzin maken. Eerste (werk)woord is de persoonsvorm



Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldzin: De leerling leent een pen.
1. Wat is de persoonsvorm?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een samengestelde zin?
A
Een zin met één persoonsvorm
B
Een zin met meerdere persoonsvormen

Slide 6 - Quizvraag

Samengestelde zin
Enkelvoudige zinnen: 
Zin 1: De leerling leent een pen. 
Zin 2: Hij is zijn etui vergeten.

Samengestelde zin:
De leerling leent een pen, want hij is zijn etui vergeten.

Wat zijn de twee persoonsvormen? Hoe heb je deze gevonden?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een voegwoord?

Slide 8 - Open vraag

Voegwoord 
Samengestelde zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.

Voorbeelden: want, omdat, maar, en, terwijl


De leerling leent een pen, want hij is zijn etui vergeten.

Slide 9 - Tekstslide

Verder in de reader
Bladzijde 33

Slide 10 - Tekstslide