Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik - les 2

Figuurlijk taalgebruik



Woordenschat
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Figuurlijk taalgebruik



Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Woordenlijst - deel 2
ramp
massa
positieve
beslissen
Hij valt buiten de boot.
Het gaat hem voor de wind.
Zij is het zonnetje in huis.
Na regen komt zonneschijn.
Ze ging een luchtje scheppen.
Het loopt storm bij de ijsverkoper.

Slide 2 - Tekstslide

Ramp
groot ongeluk dat veel mensen treft

Slide 3 - Tekstslide

Massa
grote groep mensen, heel veel dingen

Slide 4 - Tekstslide

Positieve
goede

Slide 5 - Tekstslide

Beslissen
bedenken wat je gaat doen

Slide 6 - Tekstslide

Hij valt buiten de boot. 
Hij hoort er niet bij.

Slide 7 - Tekstslide

Het gaat hem voor de wind 
Het gaat goed met hem.

Slide 8 - Tekstslide

Zij is het zonnetje in huis 
Zij zorgt voor vrolijkheid.

Slide 9 - Tekstslide

Na regen komt zonneschijn
 Na iets vervelends komt altijd weer iets leuks.

Slide 10 - Tekstslide

Ze ging een luchtje scheppen
 Ze ging even naar buiten.

Slide 11 - Tekstslide

Het loopt storm bij de ijsverkoper 

Er komen heel veel mensen.  

Slide 12 - Tekstslide

Quiz
  • Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk? 
  • Let op! De vragen gaan op tijd.

Slide 13 - Tekstslide

Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 15 - Quizvraag

Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 18 - Quizvraag

Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 19 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 20 - Quizvraag

Je kunt me de boom in!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 21 - Quizvraag

De meester struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 22 - Quizvraag

De aap klimt in de boom.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 23 - Quizvraag

De tandarts voelde Mark aan zijn tand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 24 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 25 - Quizvraag

Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 26 - Quizvraag

Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.

A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 27 - Quizvraag

Opdrachten maken
Hoofdstuk 2
Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik
Alle opdrachten afmaken

Klaar? Numo

Slide 28 - Tekstslide