H5.4 Het zenuwstelsel

H5.4 Het zenuwstelsel
5.4.9 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
5.4.10 Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen en van zenuwen beschrijven.
5.4.11 Je kunt een reflexboog beschrijven.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

H5.4 Het zenuwstelsel
5.4.9 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
5.4.10 Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen en van zenuwen beschrijven.
5.4.11 Je kunt een reflexboog beschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Bouw
Het zenuwstelsel van de mens bestaat uit:
  • Het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
  • Zenuwen

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
  • De hersenen
  • Het ruggenmerg

Zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.







Slide 2 - Tekstslide

Functie
In zintuigcellen van het gezichtszintuig en reukzintuig ontstaan impulsen.
Deze impulsen worden via zenuwen naar de hersenen geleid.
De hersenen verwerken de impulsen, waardoor het meisje zich bewust wordt van de bonbons.
Bewustwording maakt een bewuste reactie mogelijk.

Bij een bewuste reactie ontstaan impulsen in de hersenen.
Impulsen worden via zenuwen naar:
  • De speekselklieren → scheiden speeksel af → het meisje gaat ‘watertanden’.
  • De armspieren → trekken samen → het meisje pakt een bonbon en brengt hem naar haar mond.

Slide 3 - Tekstslide

Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen.

Een zenuwcel bestaat uit:
  • Een cellichaam (met de celkern)
  • Uitlopers

Cellichamen liggen in of vlak bij het centrale zenuwstelsel.
Uitlopers geleiden impulsen:
  • Naar het cellichaam toe
  • Van het cellichaam af

Uitlopers kunnen impulsen doorgeven aan andere (zenuw)cellen.
Uitlopers kunnen wel een meter lang zijn.







Slide 4 - Tekstslide

Zenuwen
Impulsen worden niet via één uitloper geleid, maar via duizenden tegelijk.

Uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw.

Elke uitloper is omgeven door een isolerend laagje.
De isolatie voorkomt dat uitlopers elkaar beïnvloeden.
Rondom de hele zenuw ligt een stevige beschermende laag.

Slide 5 - Tekstslide

Gevoelszenuwcellen
Geleiden impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel.

Cellichamen liggen vlak bij het centrale zenuwstelsel.

Hebben één lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt.

Uitloper kan wel een meter lang zijn (bijv. van teen naar ruggenmerg).

Slide 6 - Tekstslide

Schakelcellen
Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel.

Verbinden uitlopers van gevoelszenuwcellen met uitlopers van bewegingszenuwcellen.

Liggen volledig in het centrale zenuwstelsel.

Zijn onderling verbonden via uitlopers.

Slide 7 - Tekstslide

Bewegingszenuwcellen
Geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren.

Cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel.

Hebben één lange uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt.

Slide 8 - Tekstslide

3 typen zenuwcellen

Slide 9 - Tekstslide

De terugtrekreflex

Slide 10 - Tekstslide

De weg die impulsen afleggen

Impulsen leggen grote afstanden af, maar worden toch snel voortgeleid.
Reageren op prikkels kan via verschillende routes in het zenuwstelsel.

Bewuste reactie:
  • Impulsen gaan van zintuigen naar de hersenen.
  • Je wordt je bewust van de prikkel.
  • Je beslist hoe je reageert.
  • Impulsen gaan van de hersenen naar de spieren.
  • Spieren trekken samen → je reageert bewust.

Reflex:
  • Impulsen gaan niet via de hersenen (behalve bij reflexen in het hoofd, zoals watertanden).
  • Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een prikkel.
  • Voorbeelden: terugtrekreflex, ooglidreflex, pupilreflex.







Slide 11 - Tekstslide

En nu
  • Wat: H5.4 opdr 1 t/m 9
  • Hoe:  werkboek/ laptop
  • Met wie: klasgenoot / tafelgroep
  • Hulp: klasgenoot / tafelgroep / Nijhof
  • Tijd: 75 min
  • Klaar: nakijken, ander vak, rekensite?

Slide 12 - Tekstslide