Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
B1 reg NN6e §Formuleren lastige verwijswoorden
B1H
Welkom
1 / 32
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
32 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
B1H
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Lekker lezen
Leg je huiswerk grammatica zinsdelen (mw.vw), opdr. start, 1 en 2 (pag. 148-149) klaar.
timer
15:00
Slide 2 - Tekstslide
Aan het eind van deze les weet je...
...hoe je verwijswoorden, ook lastige, correct gebruikt.
Slide 3 - Tekstslide
Gramm. zinsdelen, pag. 148-149
startopdracht
Slide 4 - Tekstslide
Overleg in duo's over opdr. 1
vergelijk lijd. vw per zin. Wat is goed?
vergelijk mw. vw per zin. Wat is goed?
klassikaal: opdr. 2
timer
3:00
Slide 5 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
"De ontvanger" of "De luisteraar"
Wie / Wat werkt er mee om de handeling uit te voeren?
Stel de vraag:
Aan wie / voor wat + pv + ow + eventueel LV? OF
Voor wie / voor wat + pv + ow + eventueel LV?
Slide 6 - Tekstslide
Welke vraag stel je voor MV?
De computerspecialist verkocht mij een geweldige laptop.
Aan wie / voor wie +
pv
+
ow
+
LV
(als die in de zin staat): antwoord = MV
Aan wie
verkocht
de computerspecialist
een geweldige laptop
? antwoord =
mij
Slide 7 - Tekstslide
Instructie verwijswoorden
met witte bordjes!
Slide 8 - Tekstslide
Welk verwijswoord?
1. Het boek, ..... ik gekocht heb, is heel spannend.
antwoord: dat
Slide 9 - Tekstslide
Welk verwijswoord?
Josefien is mijn beste vriendin. Ik zie ... wel vijf keer per week.
antwoord: haar
Slide 10 - Tekstslide
Lastige verwijswoorden
hen of hun?
dat of wat?
waar + voorzetsel of wie + voorzetsel?
Slide 11 - Tekstslide
Hen of hun?
Hen
als het zinsdeel een LV is
Hen
na een voorzetsel (ook als het een MV of een LV is!)
Hun
als het zinsdeel een MV
zonder
voorzetsel is
Ik geef Piet en Klaas een cadeau. Ik geef
hun (mv)
een cadeau.
aan
Ik geef een cadeau
aan (vz) hen
. Dit is een MV
met een VZ
Ik zie
hen
(lv)
namelijk morgen.
Slide 12 - Tekstslide
Hen:
LV
& als er een voorzetsel staat
Hun:
MV
(zonder voorzetsel of als er een zn achter staat)
Als mijn ouders me ophalen, dan heb ik vaak geen zin om met .... mee te gaan.
antwoord =
hen
,
want 'met' is een voorzetsel
Slide 13 - Tekstslide
Hen:
LV
& als er een voorzetsel staat
Hun:
MV
(zonder voorzetsel of als er een zn achter staat)
Ik heb veel vrienden. Ik stuur .... allemaal een uitnodiging voor mijn feest.
antwoord =
hun
, want het is een MV in de zin
Aan wie / stuur/ ik / een uitnodiging voor mijn feest?
(en: je kunt er wel een VZ voor plaatsen, namelijk 'aan')
Slide 14 - Tekstslide
Hen:
LV
& als er een voorzetsel staat
Hun:
MV
(zonder voorzetsel of als er een zn achter staat)
Rosa en Lisette kwamen me ophalen. Ik ken .... al sinds de basisschool.
antwoord =
hen
, want het zinsdeel is het LV
Wie / ken / ik / al / sinds de basisschool? ....
er staat geen VZ voor, maar het zinsdeel is LV
Slide 15 - Tekstslide
Wat of dat?
'Wat' gebruik je:
na de woorden 'dat' of 'datgene'
na de woorden 'alles', 'niets', 'iets' en 'het enige'
na een overtreffende trap (zonder zn!)
als je verwijst naar een hele zin
Slide 16 - Tekstslide
dat of die?
'Dat' gebruik je:
als je verwijst naar een ZN waar het lidwoord 'het' voor staat:
het boek, het jongetje
als voor een ZN 'het' kan staan (maar er staat 'een'):
een jongetje dat een ijsje kocht.
'
Die
' gebruik je:
als voor een ZN 'de' staat of kan staan: een /
de jongen die een ijsje kocht.
als het over personen gaat in een telwoord:
Hij is de eerste
die
over de finish kwam.
Slide 17 - Tekstslide
wat of dat oefenen
Breakdancen is het enige .... hij graag doet.
het antwoord =
wat
, want
wat
verwijst naar
het enige
(leerwoord)
Slide 18 - Tekstslide
wat of dat oefenen
Dit jaar gaan we weer naar Frankrijk op vakantie, .... ik erg leuk vind.
het antwoord =
wat
, want
wat
verwijst naar de hele zin ervoor:
dat we weer op vakantie gaan naar Frankrijk dit jaar
.
Slide 19 - Tekstslide
wat of dat oefenen
Het mooiste ..... ik ooit gezien heb in Rome is de Sint-Pieter.
het antwoord =
wat
, want
wat
verwijst naar
de overtreffende trap van mooi: mooist
Slide 20 - Tekstslide
wat of dat oefenen
Het spannendste boek ..... hij kent, is Oorlogswinter.
het antwoord =
dat
, want
dat
verwijst naar
het boek
.
Slide 21 - Tekstslide
Ik kan nu de juiste keuze maken om 'dat' of 'wat' in de zin te zetten
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 22 - Poll
Waarover of over wie?
Waarmee of met wie?
waar/daar + vz:
dieren, planten en dingen
voorzetsel + wie:
mensen
Het boek
waarover
je vertelde, heb ik zelf ook gelezen.
De klasgenoot
met wie
ik graag samenwerk, heet Manja.
De klasgenoot
over wie
ik je vertelde.
Slide 23 - Tekstslide
Waarover of over wie?
Waarmee of met wie?
De vakantie, ...... we al vaak overlegd hebben, is nog steeds niet gepland.
antwoord =
waarover
: je verwijst naar de vakantie (vakantie = een ding)
Slide 24 - Tekstslide
Waarover of over wie?
Waarmee of met wie?
De nieuwe gymleraar, ........ jullie al een bericht in Magister hebben gezien, begint volgende week.
antwoord =
over wie: j
e verwijst naar de nieuwe gymleraar (gymleraar = een persoon)
Slide 25 - Tekstslide
Laatste check...!
Ik geef het huiswerk terug aan hen / hun.
Wat geef ik terug?
het huiswerk...(dus dat ik LV)
Aan wie geef ik het huiswerk terug?
aan hen
(= MV met vz)
Slide 26 - Tekstslide
Laatste check...!
Hen / hun informeer ik altijd op tijd over uitval.
Wie
informeer ik op tijd?
Hen / hun is in deze zin LV, dus....
HEN
Slide 27 - Tekstslide
Laatste check...!
De man, waarover / over wie ik je vertelde, is een ontsnapte crimineel.
het antwoord =
over wie
, want het verwijswoord
verwijst naar een persoon
(De man)
Slide 28 - Tekstslide
Laatste check...!
Schrijf zelf een zin op waarin 'hen' of 'hun' voorkomt
Slide 29 - Tekstslide
Ik kan nu de juiste keuze maken om 'hen' of 'hun' in de zin te zetten
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 30 - Poll
huiswerk:
Opdr. 1, 2 en 4 pagina 182-183
Slide 31 - Tekstslide
Volgende les B1H:
herhaling zinsontleding
samenstelling of afleiding
kleine groep: trappen van vergelijking
Slide 32 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
§ 5 Lastige verwijswoorden
Januari 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
NN7 - Formuleren §5 - Lastige verwijswoorden
Januari 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
THV $5 Verkleinwoorden / + HV C6 Formuleren $5 lastige verwijswoorden dl 2
Juni 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren H.6 verwijswoorden
Oktober 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
derde leerjaar Nederlands 1 december
November 2021
- Les met
11 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
BE1 4.8 Grammatica woordsoorten: psv + bzv
April 2022
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H.3 verwijzen- Gramm. zinsdelen-havo3
Maart 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
1HV 4.8 Grammatica woordsoorten: psv + bzv
Maart 2021
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1