Luistervaardigheid 2ha A2 niveau

Luistervaardigheid klas 2ha (A2)
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Luistervaardigheid klas 2ha (A2)

Slide 1 - Tekstslide

Cassandre à l'école

Slide 2 - Tekstslide

Hoe laat staat Cassandre op maandag op?
A
6h45
B
8h00
C
7h00
D
7h45

Slide 3 - Quizvraag

Hoe laat ontbijt Cassandre op maandag?
A
8h15
B
7h00
C
6h15
D
7h15

Slide 4 - Quizvraag

Van hoe laat tot hoe laat heeft Cassandre les op maandag?
A
8h00-16h00
B
9h00-16h00
C
8h00-17h00
D
9h00-17h00

Slide 5 - Quizvraag

Hoe gaat Cassandre weer naar huis uit school?
A
Met de trein
B
Met de bus
C
Met de auto
D
Met de taxi

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet Cassandre thuis om te relaxen?
A
TV kijken
B
Hardlopen
C
Boek lezen
D
Dansen

Slide 7 - Quizvraag

Yani se présente

Slide 8 - Tekstslide

Hoe oud is Yani?
A
11 jaar
B
13 jaar
C
10 jaar
D
12 jaar

Slide 9 - Quizvraag

Waar woont Yani?
A
in Parijs
B
in Clichy
C
in Bobigny
D
in Neuilly

Slide 10 - Quizvraag

Welk nummer heeft het département waar Yani woont
A
82
B
62
C
92
D
102

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet de school van Yani?
A
Collège Laprade
B
Collège Jean Jaurès
C
Collège Martinez
D
Collège de Paris

Slide 12 - Quizvraag

Met welke gezinsleden woont Yani in zijn huis?
A
Een broer en zijn ouders
B
Een zus en zijn ouders
C
Alleen zijn ouders
D
Twee broers en zijn ouders

Slide 13 - Quizvraag

Emilie monte le cheval

Slide 14 - Tekstslide

Hoe oud is Emilie?
A
10 jaar
B
11 jaar
C
12 jaar
D
13 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het lievelingsdier van Emilie?
A
Een paard
B
Een hond
C
Een pony
D
Een kat

Slide 16 - Quizvraag

Sinds wanneer beoefent Emilie haar sport?
A
3 jaar
B
2 jaar
C
1 jaar
D
4 jaar

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn op school de lievelingsvakken van Emilie?
A
Frans en aardrijkskunde
B
Frans en Engels
C
Frans en geschiedenis
D
Frans en wiskunde

Slide 18 - Quizvraag

Van welke groente houdt Emilie het meest?
A
Salade
B
Tomaten
C
Bloemkool
D
Brocolli

Slide 19 - Quizvraag

Pauline fait du ski

Slide 20 - Tekstslide

In welke gebieden wordt VOORAL geskiet?
A
De Jura en de Alpen
B
De Pyreneeën en het Massif Central
C
De Alpen en de Pyreneeën
D
In de Jura en het Massif central

Slide 21 - Quizvraag

Welke kleur zijn de gemakkelijkste pistes?
A
Blauw
B
Rood
C
Zwart
D
Groen

Slide 22 - Quizvraag

Wat heb je onder andere nodig om te skiën?
A
Ski's, skischoenen en stokken
B
Ski's, een muts en kniebeschermers
C
Ski's, stokken en een muts
D
Ski's, stokken en kniebeschermers

Slide 23 - Quizvraag

Waarmee bescherm je je hoofd en gezicht?
A
Een muts en een helm
B
Een helm en oorbeschermers
C
Een helm en een skibril
D
Oorbeschermers en een muts

Slide 24 - Quizvraag

Waarom gaan weinig families skiën?
A
Het is te ver
B
Het is te gevaarlijk
C
Het is te koud
D
Het is te duur

Slide 25 - Quizvraag

Clara camp de musique

Slide 26 - Tekstslide

Hoe reist Clara naar haar muziekkamp elke zomer?
A
Met de bus
B
Met de trein
C
Met de auto
D
Met het vliegtuig

Slide 27 - Quizvraag

Hoe lang duurt deze reis?
A
6 uur
B
7 uur
C
5 uur
D
8 uur

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel uur per dag wordt er muziek gemaakt?
A
3 tot 5 uur
B
4 tot 7 uur
C
4 tot 6 uur
D
3 tot 6 uur

Slide 29 - Quizvraag

Welke muzieksoorten worden er gespeeld?
A
Alleen modern
B
Alleen pop
C
Alleen klassiek
D
Alle soorten muziek

Slide 30 - Quizvraag

Welke twee dingen noemt Clara die ook veel gedaan worden?
A
Feestjes en sporten
B
Sporten en lezen
C
Feestjes en lezen
D
Sporten en slapen

Slide 31 - Quizvraag

Maud sur le transport

Slide 32 - Tekstslide

Hoe gaat Maud vooral op vakantie?
A
Met de auto
B
Met de bus
C
Met de fiets
D
Met de trein

Slide 33 - Quizvraag

Wel vervoersmiddel neemt Maud als ze naar het buitenland gaat?
A
De trein
B
De bus
C
De auto
D
Het vliegtuig

Slide 34 - Quizvraag

Naar welke regio's gaat Maud wel eens een weekendje?
A
Bretagne en Normandië
B
Bretagne en Champagne
C
Champagne en Parijs
D
Parijs en Normandië

Slide 35 - Quizvraag

Hoe reist ze tijdens die weekendjes weg?
A
Met de trein
B
Met de auto
C
Met het vliegtuig
D
Met de bus

Slide 36 - Quizvraag

Met wie gaat ze als ze weekendjes weg gaat?
A
Met familie
B
Met vriendinnen
C
Met haar ouders
D
Alleen

Slide 37 - Quizvraag