Gram.Woordsoorten: zww, hww, kww

Grammatica woordsoorten
zww, kww &  hww
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten
zww, kww &  hww

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica
Bouwen aan de fundering van de opbouw van zinnen. 

Zorgen dat je basis goed is, daarna kan je verder bouwen.

Slide 2 - Tekstslide

Zo kun je ook zinnen ontleden
Je kunt die stukjes een naam geven :

 - woordsoorten benoemen is taalkundig ontleden
 - de functie van het woord/de groep woorden (=zinsdeel)     benoemen is redekundig ontleden
  
Zo kun je ook zinnen ontleden
Je kunt die stukjes een naam geven :

 - woorden benoemen = taalkundig ontleden
 - de functie van het woord/de groep woorden (=zinsdeel) benoemen = redekundig ontleden

Piet is conducteur

Slide 3 - Tekstslide

jullie hebben geleerd over:
het werkwoordelijk gezegde
het naamwoordelijk gezegde

nu gaan we leren
hoe we de werkwoorden in dat gezegde kunnen 
benoemen 

redekundig ontleden
taalkundig ontleden

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin?
even testen:

Slide 5 - Tekstslide

Alhoewel we allemaal graag naar Disneyland hadden willen gaan dit paasweekend, lijkt het ons toch beter om in groepjes van twee het dichtstbijzijnde tuincentrum te bezoeken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Het gezegde kan uit 1 of meer werkwoorden bestaan, die we allemaal een eigen naam kunnen geven. 

We zijn dan dus bezig met ontleden, en het 
namen geven aan de woorden ->
 taalkundig ontleden 

Slide 7 - Tekstslide

3 verschillende werkwoorden
  • zww = zelfstandig werkwoord
  • kww = koppelwerkwoord
  • hww = hulpwerkwoord




Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig Werkwoord (ZWW)
Heeft een heel duidelijke betekenis (het is een doe-woord).


Als een zin meerdere werkwoorden heeft,
staat het ZWW meestal achteraan.

Slide 9 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (KWW)
Zit er geen werkwoord met een duidelijke betekenis in de zin, dan moet er een kww staan, want: In een zin zit óf een ZWW óf een KWW. (Het is een zijn-woord)
t



  • zijn
  • worden
  • blijven
  • blijken
  • lijken
  • schijnen
  • heten
  • dunken
  • voorkomen. 

(Toch wel heel handig om uit je hoofd te kennen!!!)

Slide 10 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (HWW)
Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord

Kenmerken:
  • komen dus voor in zinnen met meer dan 1 werkwoord
  • helpen om het gezegde te maken.

Slide 11 - Tekstslide

Samengevat
1. zoek het belangrijkste werkwoord
2. dat is of een zww of een kww (doe- of zijn-woord)
3. als er meer werkwoorden in  de zin staan, staat dat zww of kww achteraan
4. alle overige werkwoorden in de zin zijn hww


Slide 12 - Tekstslide

Zij heeft haar fiets zelf GEREPAREERD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 13 - Quizvraag

Zij HEEFT haar fiets zelf gerepareerd.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 14 - Quizvraag

Rieke is donderdag ziek GEWORDEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 15 - Quizvraag

Alles begrepen? Test jezelf en sleep de rode vakjes naar de bijbehorende werkwoorden!
Mevrouw Witteveen zou wel eens grappig kunnen zijn.
zou

kunnen
zijn
hulp
werkwoord 1
hulp
werkwoord 2
koppel
werkwoord

Slide 16 - Sleepvraag