Gram.Woordsoorten: zww, hww, kww

Grammatica woordsoorten
zww, kww &  hww
Blz. 74 e.v.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten
zww, kww &  hww
Blz. 74 e.v.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoelen
  • je  herkent het ww-gezegde in een zin
  • je herkent koppelwerkwoorden
  • je kunt werkwoorden benoemen als hww, zww en kww

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jullie kunnen benoemen:
het werkwoordelijk gezegde;
het naamwoordelijk gezegde.

Nu gaan we leren
hoe we de werkwoorden in dat gezegde kunnen 
benoemen.

redekundig ontleden
taalkundig ontleden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin?
Even testen:

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alhoewel we allemaal graag naar Disneyland hadden willen gaan dit paasweekend, lijkt het ons toch beter om in groepjes van twee het dichtstbijzijnde tuincentrum te bezoeken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gezegde kan uit één of meer werkwoorden bestaan, die we allemaal een eigen naam kunnen geven. 

We zijn dan dus bezig met ontleden, én het 
namen geven aan de woorden ->
 taalkundig ontleden 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie verschillende werkwoorden
  • zww = zelfstandig werkwoord
  • kww = koppelwerkwoord
  • hww = hulpwerkwoord




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig Werkwoord (ZWW)
Heeft een heel duidelijke betekenis (het is een doe-woord); geven aan wat het onderwerp doet.
(vb.: slapen, skiën, racen)

Als een zin meerdere werkwoorden heeft,
staat het ZWW meestal achteraan.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoord (KWW)
Zit er geen werkwoord in de zin dat vertelt wat het onderwerp DOET, dan moet er een koppelwerkwoord in staan, want in een zin zit óf een ZWW óf een KWW. 
Een KWW vertelt wat het onderwerp is: een eigenschap of kenmerk.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoord (KWW)

zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen



heten
dunken
voorkomen. 

(Toch wel heel handig om uit je hoofd te kennen!!!)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord (HWW)
Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord

Kenmerken:
  • komen dus voor in zinnen met meer dan 1 werkwoord
  • helpen om het gezegde te maken.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
1. Zoek het belangrijkste werkwoord
2. Dat is of een zww of een kww (doe- of zijn-woord)
3. Als er meer werkwoorden in  de zin staan, staat dat zww of kww achteraan
4. Alle overige werkwoorden in de zin zijn hww!!


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zij heeft haar fiets zelf GEREPAREERD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij HEEFT haar fiets zelf gerepareerd.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rieke is donderdag ziek GEWORDEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

huiswerkopdracht
  • maak een PowerPoint presentatie (5 min. max)
  • leg daarin uit hoe je ZWW, HWW en KWW kunt herkennen
  • volgende week in de les presentaties
  • zie Magister voor toelichting en beoordelingsformulier
  • dan nog vragen? Stel ze in het vragen halfuur

Slide 16 - Tekstslide

Vraag aan een leerling de opdracht in eigen woorden te herhalen.
Alles begrepen? Test jezelf en sleep de rode vakjes naar de bijbehorende werkwoorden!
De docent zou wel eens grappig kunnen zijn.
zou

kunnen
zijn
hulp
werkwoord 1
hulp
werkwoord 2
koppel
werkwoord

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies