KLAS 2 a Nederlands woorden 1.5

Wat betekent gering
A
groot
B
klein
C
veel
D
niet nodig
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat betekent gering
A
groot
B
klein
C
veel
D
niet nodig

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent verbijsterd
A
heel erg verbaasd
B
onbelangrijk
C
laten beginnen
D
organiseren

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent uitwisselen
A
langs iemand of iets gaan
B
tekst op de computer
C
iets geven en er iets anders voor terug krijgen
D
laten verdwijnen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent aandoen

Slide 4 - Woordweb

Wat betekent de data
A
wegmaken
B
de gegevens
C
verbaasd
D
hulp vragen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent passeren
A
aanzetten
B
een apparaat
C
bezorgen
D
langs iemand of iets gaan

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent aandoen
A
aantrekken
B
oorzaak zijn
C
bezorgen
D
onbelangrijk

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent de laster
A
terugdeinzen
B
terugtrekken
C
gemene dingen die niet waar zijn
D
aanzetten

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent wissen
A
opstarten
B
laten verdwijnen
C
aanzetten
D
wegmaken

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een bijlage?

Slide 10 - Open vraag

het systeem
A
in een land brengen om te verkopen
B
zorgen dat iets niet gebeurt
C
de manier waarop iets is georganiseerd
D
laten verdwijnen

Slide 11 - Quizvraag

inschakelen
A
klein en onbelangrijk
B
hulp vragen
C
verbaasd zijn
D
laten beginnen

Slide 12 - Quizvraag

het document
A
stuk papier met belangrijke informatie
B
apart stuk tekst bij een e-mail
C
aanzetten van de computer
D
zorgen dat iets niet gebeurt

Slide 13 - Quizvraag

de bijlage
A
tekst op de computer
B
in de computer zetten
C
een apparaat aanzetten
D
apart stuk tekst dat bij een boek of e-mail hoort

Slide 14 - Quizvraag

opstarten
A
aanzetten van een leesboek
B
aanzetten computer
C
wegmaken
D
laten beginnen

Slide 15 - Quizvraag