Woorden 1.5

Wat is het verschil?
muizenval
fotoshop
helpdesk
wachtwoord
theekopje

herexamen
informeel
gegevens
onlogisch
beschrijven

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil?
muizenval
fotoshop
helpdesk
wachtwoord
theekopje

herexamen
informeel
gegevens
onlogisch
beschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorvoegsels
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, her-super- ervoor.
ondiep
Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. Je kunt een woord beter begrijpen als je kijkt naar het voorvoegsel
on=niet
her=opnieuw

Slide 2 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten

We maken opdracht 1a, b en c samen. Daarna lees ik de woordenlijst voor op blz. 42 Zijn er nog woorden waarvan je nog nooit hebt gehoord?
Maak vervolgens de opdrachten op 2 tm 10. Dit is huiswerk. Ben je eerder klaar? Zie volgende dia.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten les 2

We maken opdracht 1a, b en c samen. Daarna lees ik de woordenlijst voor op blz. 42 Zijn er nog woorden waarvan je nog nooit hebt gehoord?
Maak vervolgens de opdrachten op 2 tm 18. Dit is huiswerk. Ben je eerder klaar? Zie volgende dia.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar?

Dan ga je stil de woorden leren van op blz. 42
Hoe doe je dat?
Je bedekt de rechterkant en kijkt wat je al weet.
Je leest de woorden eerst een paar keer goed door.
Je schrijft de woorden op.
Ongeveer 5 minuten.
Je mag ook oefenen via de digitale methode. De klassencode is: 163046
 Daarna ga je stillezen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het woord:
passeren.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent gering?
A
groot en belangrijk
B
meeslepend
C
veel
D
klein en onbelangrijk

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent verbijsterd?
A
heel erg blij
B
heel erg bang
C
heel erg verbaasd
D
heel erg enthousiast

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met:
uitwisselen

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

Deze slide heeft geen instructies