Woordsoortenquiz 1G

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Waar zit het zelfstandig naamwoord in deze zin: 'Pieter gaat naar de bibliotheek.'

Waar zit het zelfstandig naamwoord in deze zin: 'Hij gaat naar het pretpark.'

Waar zit het zelfstandig naamwoord in deze zin: 'Waar in het huis staat de tafel'?

Waar zit het zelfstandig naamwoord in deze zin: 'Ze heeft een rode pen.'

Welk woord is het bnw en welk woord is het zww?
'Wie was er hard aan het rennen?'

1. wie
2. was
3. hard
4. rennen

Welk woord is het hww en welk woord is het zww?
'Wie heeft hier gezeten?'

1. wie
2. heeft
3. hier
4. gezeten

Welk woord is het vragend vnw en het aanwijzend vnw?
'Wat is dat?'

1. aanwijzend = wat vragend = dat
2. aanwijzend = is vragend = wat
3. aanwijzend = dat vragend = wat
4. aanwijzend = wat vragend = is

Wat is een hulpwerkwoord?

'Worden, hebben en zijn' zijn in alle vormen een hulpwerkwoord.

1. waar
2. niet waar

Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin?
'Alle mensen ter wereld hebben een hoofd.'

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin?
'Wij gaan zaterdag zwemmen.'

1. gaan
2. zwemmen

Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin?
'Wij hebben gisteren gelezen.'

1. hebben
2. gelezen

Wat is het persoonlijk en bezittelijk vnw?
'Mijn fiets is heel erg groot maar die van hem is heel erg klein.'

1. persoonlijk = mijn bezittelijk = hem
2. persoonlijk = hem bezittelijk = mijn

Wat is het persoonlijk en bezittelijk vnw?
'Mijn kamer is een grote benden terwijl zijn kamer erg schoon is.'

1. persoonlijk = mijn bezittelijk = zijn
2. persoonlijk = zijn bezittelijk = mijn
3. persoonlijk = mijn, zijn
4. bezittelijk = mijn, zijn

Wat is het persoonlijk en bezittelijk vnw?
'Jouw salade is op maar die van mij nog lang niet.'

1. persoonlijk = mij bezittelijk = jouw
2. persoonlijk = jouw bezittelijk = mij

Welk woord moet er op de stippellijn?
'Van ... is die fiets?'

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
'Is die fiets van mij?'

Welk woord moet er op de stippellijn?
'Lou, ... is die vrind van je?'

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
'Daar loopt een kleine man.'

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
'Daar is een grote rode bal.'

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
'Zij heeft een blauwe trui aan.'

Welke woordsoorten vind je nog lastig?

1. znw, bnw
2. hww, zww
3. persoonlijk/bezittelijk
4. aanwijzend/vragend

Wat wil je hierna het liefst doen?

1. Zelfstandig leren
2. In werkgroepje leren
3. Extra uitleg krijgen