1.8 werkwoordspelling

werkwoordspelling
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordspelling
in deze paragraaf leer je:

*  hoe je de persoonsvorm in te TT goed spelt
* hoe je leestekens gebruikt
* 20 dicteewoorden


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken instapopdracht 1 en 2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vinden we de persoonsvorm?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken opdracht 3 en 5

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spelling
wanneer gebruiken we:

  •  punt
  •  komma
  •  uitroepteken
  •  vraagteken
  •  aanhalingsteken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken opdracht 6, 7, 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken opdracht 8, 9 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken opdracht 10 en 11

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.8 spelling
in deze paragraaf herhalen we:
* hoe je persoonvorm verleden tijd spelt (zwakke en sterke werkwoorden)

in deze paragraaf leer je:
* wanneer je een dubbele punt gebruikt
* twintig dicteewoorden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken

opdracht 1 en 2

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. schrijf de stam op
  2.  Alleen bij zwakke ww gebruik je

3. schrijf het woord goed 
4. lees de zin opnieuw en controleer je antwoord (mv/ev)

Slide 16 - Tekstslide

zwakke ww veranderen in van klank in de verleden tijd, sterke ww wel.
fietsen is een zwak ww, vallen is een sterk ww.
uitzonderingen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen
  • Het kind .......(klappen, vt) in zijn handen.
  • Ik ......... (luisteren,vt) naar de leraar .
  • De jongens ......(zwaaien,vt) naar hun vrienden.
  • Het zweefvliegtuig ......(zweven, vt) door de lucht.
  • De gids .....(durven,vt) niet langs de afgrond te lopen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken

opdracht 4 ,5

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dubbele punt
:

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken

opdracht 8 en 10

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies