4.2 Waar kun je werken?

Hoofdstuk 4.2: Waar kun je werken?




Waar kun je werken?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4.2: Waar kun je werken?




Waar kun je werken?

Slide 1 - Tekstslide

Programma

Doelen van de les

Uitleg 4.2 Waar kun je werken

Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Verwachtingen
Je hebt je spullen mee
Je doet actief mee met de les
Je praat niet door de uitleg
Je praat niet door vragen van je klasgenoten
Je eet niet tijdens de les
Je gaat serieus aan de slag met de opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

4.2 Waar kun je werken? 
Ik kan uitleggen wat 
  • het verschil is tussen een vaste en flexibele baan
  • het verschil is tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst
  • de kenmerken zijn van een eenmanszaak en een vof
  • de kenmerken zijn van een bv en een nv
  • een stichting is

Slide 4 - Tekstslide

Wie zijn de vragers naar arbeid?
A
werknemers
B
werkgevers

Slide 5 - Quizvraag

In een vacature staat het aanbod van arbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Vaste baan en flexibele baan

Vaste baan  contract voor 
onbepaalde tijd
Flexibele baan (flexwerk) 
je werkt alleen als een werkgever je nodig heeft 
Tijdelijk werk: contract voor bepaalde tijd. 

Slide 7 - Tekstslide

Werknemer of zelfstandige?
Werknemer: voordelen
vast loon, vakantie, vrije dagen, werknemersverzekering (WIA/WW), pensioenopbouw
Zelfstandige: voordelen
meer vrijheid, mogelijk meer winst/geld

Slide 8 - Tekstslide

Werknemer
Zelfstandige
Vast loon
Meer vrijheid
Mogelijk meer inkomen
Zeker van vakantie en vrije dagen

Slide 9 - Sleepvraag

Ondernemingsvormen
- eenmanszaak 
- vennootschap onder firma (vof)
- besloten vennootschap (bv)
- naamloze vennootschap (nv)
- stichting

 
Vul 
de 
tabel
in
bij
het
filmpje
!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Eenmanszaak

- 1 eigenaar

- kan personeel hebben
- privé aansprakelijk
- winst = inkomen, dus
   inkomstenbelasting
VOF

- 2 of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
- kan personeel hebben
- privé aansprakelijk
- winst = inkomen, dus
   inkomstenbelasting

Slide 13 - Tekstslide

BV (Besloten Vennootschap)

  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst 
  • Niet iedereen kan aandelen kopen     
  • Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald 
  • Winst aan aandeelhouders = dividend 
NV (Naamloze Vennootschap)

  • Eigenaren zijn aandeelhouders
  • Directeur in loondienst 
  • Iedereen kan aandelen kopen   (effectenbeurs)  
  •  Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald 
  • Winst aan aandeelhouders = dividend  

Slide 14 - Tekstslide

Bij deze ondernemingsvormen wordt inkomstenbelasting betaald.
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 15 - Quizvraag

Deze ondernemingsvorm heeft altijd maar één eigenaar.
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 16 - Quizvraag

Van deze ondernemingsvormen zijn aandeelhouders de eigenaren.
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 17 - Quizvraag

  • Niet-commerciële rechtsvorm;
  • Opgericht op een bepaald (maatschappelijk) doel te verwezenlijken;
  • Bestuur is niet privé aansprakelijk;
  • Kan wel werknemers in dienst hebben;
  • Voornaamste inkomstenbron: donaties en subsidies.
Stichting

Slide 18 - Tekstslide

Wat kan een voordeel/voordelen zijn van een VOF?
A
Bij ziekte elkaar kunnen overnemen
B
Er is één iemand die de leiding heeft
C
Ze zijn privé aansprakelijk
D
Het werk kan onderling verdeeld worden

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je de volgende ondernemingsvorm: Organisatie die zich inzet voor goede doelen
A
VOF
B
BV
C
Maatschap
D
Stichting

Slide 20 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: winstuitkering aan aandeelhouders
A
Aandelen
B
Dividend
C
Vennootschapsbelasting
D
Effectenbeurs

Slide 21 - Quizvraag

De aandelen van een BV worden verhandeld op de effectenbeurs.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag! 
Maken paragraaf 4.2:
Opdracht 2, 4, 5, 7, 9, 10 en 11




Slide 23 - Tekstslide