2h wk 6 Lezen feit mening argument

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
-  Weet je het verschil tussen hoofd- en bijzaken


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
-  Weet je het verschil tussen hoofd- en bijzaken


Slide 1 - Tekstslide

Lekker lezen!
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg C1 Meer dan Lezen: paragraaf 5: Hoofd- en bijzaken
  • Oefenen 
  • Afronden 




Slide 3 - Tekstslide

Feiten, meningen en argumenten

Slide 4 - Tekstslide

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kan je controleren, opzoeken of ervaren.


Voorbeelden:

Het regent buiten

Een mars bevat 321 calorieën

De Eiffeltoren is 400 meter hoog.



Slide 5 - Tekstslide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

- Het is niet controleerbaar

-Je kunt het er wel mee eens of oneens zijn


Voorbeelden:

Rozen zijn de mooiste bloemen om te geven aan iemand.

Smile is een hele enge film.

Slide 6 - Tekstslide

ARGUMENT

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Je herkent een argument aan signaalwoorden als:

want, namelijk, omdat.


Voorbeeld:

Rozen zijn de mooiste bloemen om aan iemand te geven, omdat ze symbool staan voor liefde.


Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden
Je herkent een mening aan:
- Ik vind dat...
- Zij vindt dat...
- Ik ben van mening dat...
Je herkent een argument aan:
- Ik vind dit, omdat...
- Zij vindt zus, want...

Slide 8 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'IT' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag - Cursus 6 Formuleren
Wat:  Paragraaf 4: Feit, mening en argument: opdr 2
Hoe: Klassikaal lezen, zelf maken.
Nodig: laptop
Tijd: 10 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Maak in tweetallen opdr 2 en daarna opdr 1. Na 10 minuten bespreken.
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag - Cursus 1 Lezen
Wat:  Paragraaf 4: Feit, mening en argument: opdr 3 en 4
Hoe: Klassikaal lezen, zelf maken.
Nodig: laptop
Tijd: 10 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Lees het nieuws.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 18 - Woordweb

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 19 - Woordweb

Afronden
Aan het einde van deze les:
- Weet je het verschil tussen feiten, meningen en argumenten.

Huiswerk:
Maak opdracht 3 en 4 van paragraaf 4

Slide 20 - Tekstslide