In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.
- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
- Een feit kan je controleren, opzoeken of ervaren.
Voorbeelden:
Het regent buiten
Een mars bevat 321 calorieën
De Eiffeltoren is 400 meter hoog.
- Wat iemand ergens van vindt
- Het is niet controleerbaar
-Je kunt het er wel mee eens of oneens zijn
Voorbeelden:
Rozen zijn de mooiste bloemen om te geven aan iemand.
Smile is een hele enge film.
- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
- Je herkent een argument aan signaalwoorden als:
want, namelijk, omdat.
Voorbeeld:
Rozen zijn de mooiste bloemen om aan iemand te geven, omdat ze symbool staan voor liefde.