Les 4 - Capitulo 4 Derde klas

Bienvenidos a la clase de español
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos a la clase de español

Slide 1 - Tekstslide

La regla:
Respect:
Als iemand praat is de rest stil
Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
We maken elkaar niet belachelijk
Geen mobiele telefoon in de les
Mag niet naar de w.c.

Slide 2 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?

  • Herhaling de werkwoorden SER en ESTAR
  • SER en ESTAR vervoegen
  • Toets inzien



Slide 3 - Tekstslide

¿Cuál son las metas de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • weet ik het verschil tussen SER y ESTAR
  • weet ik wanneer ik SER moet gebruiken
  • weet ik wanneer ik ESTAR moet gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
datum
beroep
eigenschap
tijd
afkomst
relatie
positie
locatie
actie (werkwoord)
Conditie
emotie

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

yo
él/ ella/ usted
nosotros
vosotros
ellos/ ellas/ ustedes
SER
soy
eres
es
somos
sois
son
ESTAR
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 7 - Tekstslide

Korte pauze

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden:
.
1. Ik
2. Jij
3. Marcos
4. Luisa 
5. Mevrouw López
6. Luisa en ik
7. Diego en jij
8. Diego en Luisa
A. Zij meervoud
B. Zij enkelvoud
C. Ik
D. Jij
E. Wij
F. Hij
G. Jullie
H. U

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden:
.
1. C
2. D 
3. F 
4. B
5. H 
6. E 
7. G 
8. A 

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden:
.
1. yo = yo
2. tú = tú
3. él / ella/ usted = één naam/ enkelvoud
4. nosotros = ......... y yo 
5. vosotros = .......... y tú 
6. ellos/ ellas/ ustedes = twee namen/ meervoud

Slide 11 - Tekstslide

Vul het werkwoord SER in:
.
1. Ella ___________ la profesora.
2. Luisa y yo ___________ amigas.
3. Diego ___________ mi hermano
4. Daniela y tú ________________ primas.
5. Dora y Diego ____________ exploradores
6. Yo ___________ holandesa

Slide 12 - Tekstslide

Het werkwoord SER:
.
1. Ella es la profesora.
2. Luisa y yo somos amigas.
3. Diego es mi hermano
4. Daniela y tú sois primas.
5. Dora y Diego son exploradores
6. Yo soy holandesa

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?

Slide 14 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio blz. 15 t/m 18, opdr. 12 t/m 15
Hoe? Indidueel, in stilte
Hulp: Je tekstboek blz. 40 bron D
Tijd: 20 minutos
Uitkomst: Ik kan een tekst in het Spaans begrijpen en vragen beantwoorden
klaar? Opdr. 5, 6 en 8 blz. 9 t/m 11

Slide 15 - Tekstslide

Los deberes
Leer de werkwoorden met klinkerverwisseling -e naar -i:
Tekstboek blz. 41, bron G
repetir, pedir en reír.

Slide 16 - Tekstslide

¿Cuál eran las metas de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • weet ik het verschil tussen SER y ESTAR
  • weet ik wanneer ik SER moet gebruiken
  • weet ik wanneer ik ESTAR moet gebruiken

Slide 17 - Tekstslide

¿Preguntas?

Slide 18 - Tekstslide

Sleep het juiste antwoord bij de juiste zin:                 
   Kies uit:


1. __________ libro es rojo.
2. Ella juega con __________ amigos en el parque.
3. __________ película nos gusto mucho.
4. __________ montañas están cubiertas de nieve.

el
la
los
las

Slide 19 - Sleepvraag

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
1.Veo __________ mariposa en el jardín.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 20 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 21 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 23 - Quizvraag

Quizlet
https://ap.lc/wzBbJ

Slide 24 - Tekstslide