LES 3: EEN VRAAGGESPREK VOEREN

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in het zakkie en in je tas 
      
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Open vraag
Gesloten vraag
Sleep de vraag naar het juiste vak. Gesloten of open vraag.
Hoe was je dag vandaag?
Waarom vind jij techniek leuk?
Vind jij rekenen leuk?
Was je vandaag op tijd op school?
Wat ga je na schooltijd doen?
Ben je vandaag op de fiets?
Met welk vervoersmiddel ben je vandaag naar school gegaan?

Slide 3 - Sleepvraag

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...

  • weet ik wat de Nederlandse vraagwoorden zijn
  • kan ik een vraaggesprek voorbereiden
  • kan ik een vraaggesprek voeren 

Slide 4 - Tekstslide

blz. 196
Bekijk en lees het vraaggesprek. 
Geef daarna antwoord op de vragen.

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Vraagwoorden
Als je tijdens een vraaggesprek veel informatie van je gesprekspartner wilt krijgen, kun je het beste open vragen stellen. 
Deze vragen beginnen met vraagwoorden
Bereid een vraaggesprek goed voor door van tevoren vragen te bedenken en op te schrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Vraagwoorden
In een vraagzin zet je altijd het vraagwoord voor aan de zin en eindig je met een vraagteken.

Dit zijn de Nederlandse vraagwoorden:
wie - wat - waar - wanneer - waarom - welke - hoe

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn vraagwoorden?
A
Woorden die aangeven wat je moet doen.
B
Woorden die aangeven wat voor soort antwoord je moet geven.
C
Woorden die aangeven hoe je je antwoord moet opschrijven.

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel vraagwoorden zijn er?
A
4
B
5
C
7
D
6

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer ik een vraag maak met een vraagwoord, waar staat dat vraagwoord dan?
A
einde van de zin
B
begin van de zin
C
halverwege de zin
D
voor het werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wat is WEL een vraagwoord?
A
waar
B
deze
C
dit
D
daarna

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN vraagwoord
A
Wat
B
Waarom
C
Weet
D
Wanneer

Slide 12 - Quizvraag

Wat is GEEN vraagwoord?
A
omdat
B
wanneer
C
waar
D
waarom

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de 6 vraagwoorden?
Tekst

Slide 14 - Woordweb

Situatie | Milieuvriendelijk naar school reizen
Je gaat met een medestudent een gesprek voeren over milieuvriendelijk naar jullie school reizen. 
Tijdens het gesprek bespreken jullie de volgende dingen:
  • de vervoersmiddelen waarmee je milieuvriendelijk naar jullie school kunt reizen;
  • de voordelen van de door jullie genoemde vervoersmiddelen;
  • wat de school kan doen om het gebruik van deze vervoersmiddelen aantrekkelijker te maken.

Aan het einde van het gesprek maken jullie samen een keuze voor het beste vervoersmiddel om mee
naar jullie school te reizen. 

In opdracht 4 gaan jullie meer informatie over deze optie verzamelen en in de eindopdracht maken jullie er een flyer over.

Bereid je vraaggesprek voor door 5 open vragen te bedenken bij de situatie. 
Schrijf de 5 vragen op blz. 197 en 198 op.

timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

TWEETALLEN
MAKEN

Slide 16 - Tekstslide

vraaggesprek voeren
Tijdens het voeren van een vraaggesprek, moet je actief luisteren. Om te controleren of je de ander goed hebt begrepen, kun je controlevragen stellen. Als je een antwoord niet begrijpt of meer informatie over een antwoord wilt, kun je doorvragen door vervolgvragen te stellen.
Voer het gesprek met je klasgenoot en maak aantekeningen (op blz. 198) van de antwoorden.
Maak daarna vraag f., g. en h. op blz. 199. 

Slide 17 - Tekstslide

EXIT TICKET

Slide 18 - Tekstslide

Beantwoord de vraag met je gesprekspartner.

Wat is de meest geschikte milieuvriendelijke vervoersmiddel om naar school te reizen? Leg uit waarom.

Slide 19 - Open vraag

Beantwoord de vraag met je gesprekspartner.

Wat ging goed tijdens het gesprek?

Slide 20 - Open vraag

Beantwoord de vraag met je gesprekspartner.

Wat kunnen jullie de volgende keer beter doen tijdens het gesprek?

Slide 21 - Open vraag