B2: Longventilatie

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 2: Longventilatie
blz. 128

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 2: Longventilatie
blz. 128

Slide 1 - Tekstslide

Klaplong
Om longweefsel zit het longvlies. Deze ligt tegen het borstvlies aan.
Het borstvlies is vergroeid met de ribben en de tussenliggende spieren.

Als er lucht komt tussen het longvlies en het borstvlies is er sprake van een klaplong. De long ‘klapt’ in elkaar. Deze lucht kan met een drain worden verwijderd.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt

  • Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen

  • Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld

Slide 4 - Tekstslide

Interpleurale ruimte

Een dun laagje vocht
       in een vacuum "ruimte"

     In de interpleurale ruimte
 heerst een negatieve druk (lager dan de buitendruk)

Slide 5 - Tekstslide

Longventilatie
Longventilatie zijn de bewegingen die  nodig zijn om lucht van binnen naar buiten te krijgen en andersom.

Bij iedere inademhaling wordt het zuurstofgehalte verhoogt en bij iedere uitademing wordt het koolstofdioxidegehalte verlaagd.

Het koolstofgehalte in het bloed zorgt voor een ademprikkel in de hersenstam.

Slide 6 - Tekstslide

Longventilatie
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats 
Rest van de luchtwegen = de "dode ruimte"

Ingeademde lucht: 20% zuurstof
Uitgeademde lucht: 16% zuurstof
De lucht in de longblaasjes bevat 
ongeveer 13% zuurstof

Hoe kan dit verklaard worden?
Longblaasjes
O2 13%
In -->
O2 20%
Uit <--
O2 16%

Slide 7 - Tekstslide

Borstademhaling
(ribademhaling)
Buikademhaling
(middenrifademhaling)

Slide 8 - Tekstslide

Borstademhaling

Slide 9 - Tekstslide

Borstademhaling

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Buikademhaling

Slide 12 - Tekstslide

Buikademhaling

Slide 13 - Tekstslide

Diep in- en uitademen
  • De spieren in de hals trekken zich samen bij een diepe inademing.
  • De ribben en het borstbeen gaan nog verder naar voren.
  • Bij een diepe uitademing (hoesten) trekken de binnenste tussenribspieren zich samen.

Slide 14 - Tekstslide

samenvattend in woorden
Er zijn twee manieren van ademhalen: 
borstademhaling en buikademhaling

Beide berusten op het feit dat de longinhoud vergroot wordt. Dit gebeurt door aanspannen van de buitenste tussenribspieren of aanspannen van het middenrif. Hierdoor ontstaat een onderdruk, waardoor lucht naar binnen gezogen wordt. 
Wet van Boyle: p*V= constant

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Regeling ademfrequentie in woorden

Het ademcentrum regelt de activiteit van de ademspieren. Hiervoor zitten er chemoreceptoren in de hersenstam, de wand van de aorta en de wand van de halsslagaders. Deze meten de pCO2. Als er weinig zuurstof in het bloed zit, neemt de gevoeligheid voor CO2 toe. Door sneller en krachtiger samen te trekken, kan de hoeveelheid geventileerde lucht wel 20x zo groot worden.

Slide 17 - Tekstslide

Vervolg...

De rekreceptoren meten de mate van uitrekking. Via feedback wordt de inademing gestopt en ga je uitademen.

Bij hyperventilatie gaan personen te snel ademen, waardoor teveel CO2 uitgeademd wordt en het gehalte te laag wordt in het bloed.

Slide 18 - Tekstslide

Chemoreceptoren
Rekreceptoren

Slide 19 - Tekstslide

Ademvolume
Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die je uitademt in rust. Bij de inademing zijn er wel spieren betrokken. De uitademing gaat onder invloed van de zwaartekracht.
Binas 83B

Slide 20 - Tekstslide

Respirogram (1)
  • Ademvolume (V): het ademvolume is de hoeveelheid lucht die je uitademt in rust.

  • Vitale capaciteit (VC): de vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht die je uitademt na een hele diepe inademing en een krachtige uitademing.

  • Restvolume (RV): zelfs na een hele diepe uitademing blijft er nog lucht achter in je longen. Deze achtergebleven hoeveelheid lucht noemen we het restvolume.

  • Longcapaciteit (TC): de longcapaciteit is de werkelijke inhoud van de longen. Deze bestaat uit de (te meten) vitale capaciteit en het restvolume van de longen.



V = ademvolume
IRV = inspiratoir reservevolume
ERV = expiratoir reservevolume
RV = restvolume
VC = vitale capaciteit
TC = (Totale) Longcapaciteit

Slide 21 - Tekstslide

Respirogram (2)
  • Inspiratoir reservevolume (IRV) = lucht die bij een diepe inademing extra wordt ingeademd
  • Expiratoir reservevolume (ERV) = lucht die bij een diepe uitademing extra wordt uitgeademd
  • Restvolume (RV) = lucht die na diepe uitademing achterblijft in de longen 


V = ademvolume
IRV = inspiratoir reservevolume
ERV = expiratoir reservevolume
RV = restvolume
VC = vitale capaciteit
TC = (Totale) Longcapaciteit

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen

- Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt.
- Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen.
- Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Aan de slag
B2 opdr. 15 t/m 25
Zoek in Binas ademvolumes, samenstelling van gassen in lucht en bloed, regeling ademfrequentie, bestudeer ze en noteer de tabellen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Video

B2: Longventilatie
Leerdoelen
Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt
Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen
Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld

15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 




Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link