Hoofdstuk 3 paragraaf 3

Hoofdstuk 3
paragraaf 3
H3.3 Smeltpunt en kookpunt
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
paragraaf 3
H3.3 Smeltpunt en kookpunt

Slide 1 - Tekstslide

H3.3 Smeltpunt en kookpunt
  • Herhaling H3.2
  • Uitleg paragraaf 3.3
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting/Vragen 3.3   

Slide 2 - Tekstslide

Vorige keer

Slide 3 - Tekstslide

Onthouden!
De fase is de toestand van de stof op dat moment.
Er zijn drie fasen: vast, vloeibaar en gas.
Bij een fase-verandering verandert de fase van een stof.
De vier fase-veranderingen zijn:
smelten: veranderen van vast naar vloeibaar
stollen: veranderen van vloeibaar naar vast
verdampen: veranderen van vloeibaar naar gas
condenseren: veranderen van gas naar vloeibaar

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarvoor je een thermometer gebruikt.
  • Je kunt de eenheid van temperatuur noemen.
  • Je kunt de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen en uitleggen hoe een vloeistofthermometer werkt.

Slide 5 - Tekstslide

Introductie
Proefje

Slide 6 - Tekstslide

Introductie
Joeri woont in Den Helder. Hij zet de waterkoker aan. Het water kookt bij 100 graden Celsius. Zijn nicht Demi woont in Vlissingen. Ook bij haar kookt het water bij 100 graden Celsius. Is dat toeval of niet?

Slide 7 - Tekstslide

Thermometers
Soms wil je de temperatuur precies weten. Je gebruikt dan een thermometer. Met een thermometer meet je de temperatuur.
Er zijn verschillende soorten thermometers (afbeelding 1).
Een koortsthermometer meet de temperatuur tussen 36 en 42 graden Celsius.
Een oventhermometer meet tot wel 300 graden Celsius.

Slide 8 - Tekstslide

Celsius

De weervrouw op televisie zegt: “Het wordt morgen 18 graden.” Bij natuurkunde zeg je: “Het wordt morgen 18 graden Celsius.” Graden Celsius is de eenheid van temperatuur. Je mag graden Celsius afkorten met °C. Bijvoorbeeld: het is 18 °C.
Graden Celsius komt van een wetenschapper uit de achttiende eeuw. De achternaam van die wetenschapper was Celsius. Hij maakte als eerste een thermometer van 0 tot 100 graden. Daarom noem je de eenheid van temperatuur nu graden Celsius.

Afbeelding 2: Een thermometer heeft een stijgbuis en een vloeistofreservoir.

Slide 9 - Tekstslide

Celsius

De weervrouw op televisie zegt: “Het wordt morgen 18 graden.” Bij natuurkunde zeg je: “Het wordt morgen 18 graden Celsius.” Graden Celsius is de eenheid van temperatuur. Je mag graden Celsius afkorten met °C. Bijvoorbeeld: het is 18 °C.
Graden Celsius komt van een wetenschapper uit de achttiende eeuw. De achternaam van die wetenschapper was Celsius. Hij maakte als eerste een thermometer van 0 tot 100 graden. Daarom noem je de eenheid van temperatuur nu graden Celsius.

Afbeelding 2: Een thermometer heeft een stijgbuis en een vloeistofreservoir.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke temperatuur het smeltpunt en vriespunt van water hebben.
  • Je kunt uitleggen waarom het smeltpunt en vriespunt voor water hetzelfde zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Kookpunt
  • Temperatuur waarbij een stof gaat verdampen
  •  Voor water: 100 °C 
  • Stofeigenschap

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Smeltpunt/vriespunt
  • Temperatuur waarbij water smelt/bevriest.
  • Vriespunt water = 0  °C
  • Stofeigenschap

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

We gaan nu de volgende opgaven maken
timer
20:00
Lees H3.3 op blz. 149 en maak alle opgaven van H3.3

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maken en lezen paragraaf 4
Opdracht 1 t/m 13! Bladzijde 116 t/m 120

Klaar? 
maak 14 t/m 17, bladzijde 121 t/m 124. 

Slide 18 - Tekstslide

Onthouden !
Temperatuur meet je met een thermometer.

Een vloeistofthermometer bestaat uit:
• een stijgbuis met daarnaast een schaalverdeling;
• een reservoir.
De eenheid van temperatuur is graden Celsius (°C).
De temperatuur van smeltend ijs is 0 °C.
De temperatuur van kokend water is 100 °C.
Het smeltpunt van water is 0 °C.
Het smeltpunt van water en het vriespunt van water zijn hetzelfde (0 °C).
Het kookpunt van water is 100 °C.



Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water kookt.
  • Je kunt uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt (vriespunt/stolpunt) van een stof zijn en waarom dit stofeigenschappen zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het kookpunt van water?
A
0 °C
B
10 °C
C
100 °C
D
1000 °C

Slide 21 - Quizvraag

Bij welke temperatuur ligt het vriespunt van water?
A
0 °C
B
10 °C
C
100 °C
D
1000 °C

Slide 22 - Quizvraag

Waar of niet waar?
"Het kookpunt ligt voor alle stoffen bij dezelfde temperatuur."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

HUISWERK!!
Opdracht 1 t/m 13! Bladzijde 116 t/m 120


Slide 24 - Tekstslide