8.1 Opbouw en afbraak van stoffen in ecosystemen

Examenvraag
timer
3:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examenvraag
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

8.1 Opbouw en afbraak van stoffen in ecosystemen.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je legt uit hoe stoffen zoals koolstof en stikstof via kringlopen door een ecosysteem gaan.

  • Je legt uit hoe energiestromen in een ecosysteem verlopen.

  • Je beschrijft factoren die invloed hebben op de afbraak van organische stoffen.

Slide 3 - Tekstslide

Organisatieniveau

  • Individu = een enkel organisme.

  • Populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.


Slide 4 - Tekstslide

Organisatieniveau
  • Levensgemeenschap = alle populaties die in een ecosysteem leven.

  • Ecosysteem = Een gebied met alle niet-levende natuur en alle organismen in dat gebied.


Slide 5 - Tekstslide

Abiotische & Biotische factoren

Slide 6 - Tekstslide

De eekhoorn ondervindt veel invloeden, hoeveel abiotische invloeden tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Als je eet, krijg je .... binnen.
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen
C
Zowel anorganische als organische stoffen

Slide 8 - Quizvraag

organisch <-> anorganisch

Slide 9 - Tekstslide

Even paar vragen:

1. Wie maken er organische stoffen uit anorganische stoffen?
A. De consumenten 
B. De producenten
C. De reducenten
D. Zowel de reducenten als de producenten
2. Zuurstof, fosfaat, water, koolstofdioxide en nitraat zijn...
A. Anorganische stoffen
B. Organische stoffen
3. Welke elementen bevatten alle organische stoffen?
4. Wat is het verschil tussen autotroof en heterotroof?

timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Ecologie
  • Producenten = Organismen die eigen organische stoffen opbouwen uit anorganische stoffen.
  • Consumenten = organismen die zich voeden met andere organismen.

Slide 11 - Tekstslide

Consumenten
  • Herbivoor (Planteneter) = dier dat alleen planten.
  • Omnivoor (Alleseter) = dier dat zowel vlees als planten eet.
  • Carnivoor (Vleeseter) = dier dat alleen vlees eet.



Slide 12 - Tekstslide

Detrivoren
  • Detrivoren = Consumenten die detritus (dood organisch materiaal) zoals dode organismen opeten. Ze breken dit verder af tot fijner dood organisch materiaal.

Slide 13 - Tekstslide

Reducenten
Reducenten = micro-organismen (bacteriën, lagere schimmels) die de door detrivoren verteerde organische stof verder afbreken en omzetten in anorganische stoffen. Bijv. koolstofdioxide, water en anorganische voedingszouten.

MINERALISATIE

Slide 14 - Tekstslide

Composteren
Composteren is het gecontroleerd afbreken van organische stoffen.
  
Het composteringsproces leidt tot de vorming van compost, een vruchtbare aarde die geschikt is voor plantengroei.

Ecologische voetafdruk: geeft de oppervlakte van de aarde weer die je nodig hebt voor jouw leefstijl.









Slide 15 - Tekstslide

 'Into The Great Wide Open'

Festivalgangers gooien maaltijdresten, fruitafval en organisch afval zoals vogelveren in de gft-bak op het terrein.

Dieren zoals slakken, pissebedden en wormen starten de afbraak van het organisch afval. 

Reducenten: organismen die betrokken zijn bij de afbraak en omzetting van organisch materiaal

Slide 16 - Tekstslide

Anaeroob & aeroob
  • Reducenten die aan verbranding kunnen doen met zuurstof hebben veel meer energie =>  snellere afbraak organische materiaal. Bijzondere vorm van autotroof is chemo-autotroof
  • Sommige bacteriën halen hun energie uit chemische reacties en maken daarbij organische stoffen => producenten



Slide 17 - Tekstslide

Een voedselketen loopt altijd volgens een vaste opbouw: 
  Producenten 
Reducenten
Consumenten 1e orde (herbivoor)
Consumenten 2e orde (carnivoor)

Slide 18 - Sleepvraag

Belangrijke begrippen:
  • Voedselkringloop = een kringloop van mineralen en andere voedingsstoffen 
  • Producten = organismen die organische stoffen maken door fotosynthese
  • Consumenten = dieren die glucose en andere organische stoffen gebruiken
  • Afvaleters (detrivoren) = bodemdieren die het afval van producenten/consumenten eten
  • Reducenten = bacteriën en schimmels die natuurlijk afval afbreken tot mineralen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Welke groep hoort bij nummer 1?
A
Reducenten
B
Afvaleters
C
Producenten
D
Consumenten

Slide 21 - Quizvraag

Welke rol spelen consumenten in een voedselkringloop?
A
Nemen mineralen op en maken organische stoffen
B
Zetten organische stoffen om in andere organische stoffen
C
Breken organische stoffen af tot mineralen
D
Nemen organische stoffen op en maken anorganische stoffen

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk
- maken opdrachten 8.1

Slide 23 - Tekstslide