In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
8.1 Opbouw en afbraak van stoffen in ecosystemen.
Slide 1 - Tekstslide
Deze les:
- Bespreken Hardy-Weinberg oefeningen niveau 5 t/m 7
- Maken D-toets Hardy-Weinberg (30 min)
- 8.1 Opbouw en afbraak van stoffen in ecosystemen
Slide 2 - Tekstslide
D-toets Hardy-Weinberg
Klaar? Haal antwoordmodel en kijk zelf na.
Daarna --> Lezen en maken 8.1
timer
30:00
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Je legt uit hoe stoffen zoals koolstof en stikstof via kringlopen door een ecosysteem gaan.
Je legt uit hoe energiestromen in een ecosysteem verlopen.
Je beschrijft factoren die invloed hebben op de afbraak van organische stoffen.
Slide 4 - Tekstslide
Ecologie
De studie van de relaties tussen organismen en tussen organismen en hun milieu.
Ecologie onderzoekt de verspreiding van organismen.
Ecologie onderzoekt waardoor organismen in grote of kleine aantallen voorkomen.
Slide 5 - Tekstslide
Biodiversiteit
Het aantal soorten, en de relaties tussen die soorten en de genetische verscheidenheid in een bepaald gebied.
Waardoor neemt dit wereldwijd steeds verder af?
Slide 6 - Tekstslide
Organisatieniveau
Individu = een enkel organisme.
Populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Slide 7 - Tekstslide
Organisatieniveau
Levensgemeenschap = alle populaties die in een ecosysteem leven.
Ecosysteem = Een gebied met alle niet-levende natuur en alle organismen in dat gebied.
Slide 8 - Tekstslide
Abiotische & Biotische factoren
Slide 9 - Tekstslide
De eekhoorn ondervindt veel invloeden, hoeveel abiotische invloeden tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 10 - Quizvraag
Als je eet, krijg je .... binnen.
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen
C
Zowel anorganische als organische stoffen
Slide 11 - Quizvraag
organisch <-> anorganisch
Slide 12 - Tekstslide
Wie maken er organische stoffen uit anorganische stoffen?
A
de consumenten
B
de producenten
C
de reducenten
D
zowel de reducenten als de producenten
Slide 13 - Quizvraag
Zuurstof, fosfaat, water, koolstofdioxide en nitraat zijn..
A
anorganische stoffen
B
organische stoffen
Slide 14 - Quizvraag
Welk(e) element(en) bevatten alle organische stoffen?
A
C
B
C en H
C
C, H en O
D
C en O
Slide 15 - Quizvraag
Sleep ieder tekstblok naar één van de plekken in dezelfde kleur
Autotroof
Heterotroof
Consument
Producent
Energie uit zonlicht
Energie uit andere organismen
Slide 16 - Sleepvraag
Ecologie
Producenten = Organismen die eigen organische stoffen opbouwen uit anorganische stoffen.
Consumenten = organismen die zich voeden met andere organismen.
Slide 17 - Tekstslide
Consumenten
Herbivoor (Planteneter) = dier dat alleen planten.
Omnivoor (Alleseter) = dier dat zowel vlees als planten eet.
Carnivoor (Vleeseter) = dier dat alleen vlees eet.
Slide 18 - Tekstslide
Het gebit verraad de rol van een organisme in een ecosysteem
Slide 19 - Tekstslide
Detrivoren
Detrivoren = Consumenten die detritus (dood organisch materiaal) zoals dode organismen opeten. Ze breken dit verder af tot fijner dood organisch materiaal.
Slide 20 - Tekstslide
Reducenten
Reducenten = micro-organismen (bacteriën, lagere schimmels) die de door detrivoren verteerde organische stof verder afbreken en omzetten in anorganische stoffen. Bijv. koolstofdioxide, water en anorganische voedingszouten.
MINERALISATIE
Slide 21 - Tekstslide
Anaeroob & aeroob
Reducenten die aan verbranding kunnen doen met zuurstof hebben veel meer energie => snellere afbraak organische materiaal. Bijzondere vorm van autotroof is chemo-autotroof
Sommige bacteriën halen hun energie uit chemische reacties en maken daarbij organische stoffen => producenten
Slide 22 - Tekstslide
Een voedselketen loopt altijd volgens een vaste opbouw:
Producenten
Reducenten
Consumenten 1e orde (herbivoor)
Consumenten 2e orde (carnivoor)
Slide 23 - Sleepvraag
Voedselkringloop = een kringloop van mineralen en andere voedingsstoffen
Producten = organismen die organische stoffen maken door fotosynthese
Consumenten = dieren die glucose en andere organische stoffen gebruiken
Afvaleters (detrivoren) = bodemdieren die het afval van producenten/consumenten eten
Reducenten = bacteriën en schimmels die natuurlijk afval afbreken tot mineralen
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Welke groep hoort bij nummer 1?
A
Reducenten
B
Afvaleters
C
Producenten
D
Consumenten
Slide 26 - Quizvraag
Welke rol spelen consumenten in een voedselkringloop?
A
Nemen mineralen op en maken organische stoffen
B
Zetten organische stoffen om in andere organische stoffen
C
Breken organische stoffen af tot mineralen
D
Nemen organische stoffen op en maken anorganische stoffen
Slide 27 - Quizvraag
Voedselketens
Voedselketen = een reeks van organismen die begint bij producenten en waarbij de een voedsel is voor de ander.
Slide 28 - Tekstslide
Energiestroom
Energiestroom = stroom van energie door de verschillende trofische niveaus in een ecosysteem in een voedselweb geven de pijlen de energiestroom aan