Permanentie

Beco - 13 febr - permanentie
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Beco - 13 febr - permanentie

Slide 1 - Tekstslide

Permanentie
  • 1 Kosten en uitgaven 
  • 2 Opbrengsten en ontvangsten
  • 3 Het matchingbeginsel
  • 4 Alle kosten op een rij 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt een onderscheid maken tussen kosten en uitgaven
  2. Je kunt een onderscheid maken tussen opbrengsten en ontvangsten 
  3. Je kunt kosten en uitgaven verwerken op de balans en in de winst-en-verliesrekening 
  4. Je kunt kosten verwerken in de resultatenrekening op basis van een direct verband van de kosten met de opbrengsten 

Slide 3 - Tekstslide

Kosten 

Bij kosten daalt het eigen vermogen
Uitgaven

Bij uitgaven dalen de liquide middelen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Afschrijvingen zijn...
A
Alleen kosten
B
Alleen uitgaven
C
Zowel een uitgave als een kost
D
Geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Afschrijvingen zijn alleen kosten
Zodra er sprake is van een afschrijving, daalt een actief in waarde. Denk aan een laptop die je laat vallen, een voorraad die 'over datum' is, of een gebouw met brand- of waterschade. 
De activa daalt in waarde, en de kosten zorgen ervoor dat je eigen vermogen daalt. 

Slide 8 - Tekstslide

Kosten
Uitgaven
Beide
Loonkosten
Aflossing lening
Afschrijving voorraad
Te betalen btw
Verzekeringskosten
Aankoop + betaling inventaris
Afschrijving inventaris
Cashdividend betalen
Bij Ava bepalen hoeveel dividend er uitgekeerd wordt en afboeken resultaat aan 'uit te keren aan aandeelhouders'

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Ellen sluit een lening af van €100.000 tegen 5% rente
Zij betaalt jaarlijks €10.000 aflossing, en 5% rente over de schuld aan het begin van het jaar

Wat zijn haar kosten en uitgaven in jaar 1.
A
Kosten en uitgaven zijn allebei €15.000
B
Haar kosten zijn €10.000 en haar uitgaven €10.000
C
Haar kosten zijn €5.000 en haar uitgaven €15.000
D
Haar kosten zijn €5.000 en haar uitgaven €10.000

Slide 12 - Quizvraag

Feyenoord betaalt de salarissen van de maand februari. Loonkosten zijn zowel een kost als een uitgave (moment van betalen van de salarissen).

Vanwege de winst in de CL krijgen de spelers een winstpremie. Tegen welke club won Feyenoord gisteren?
A
Inter Milan
B
Ac Milan
C
Napoli
D
Juventus

Slide 13 - Quizvraag

Welke bekende nummer 14 scoorde gister een prachtgoal tegen Ac Milan?
A
Johan Cruijff
B
Igor Paixão
C
Eddie Nketiah
D
Aurélien Tchouaméni

Slide 14 - Quizvraag

Kosten en uitgaven bij een lening
Bij een aflossing van een lening is er sprake van een uitgave. 
De schuld op de balans daalt, en de liquide middelen dalen ook (of een andere schuld neemt toe, maar dat zie je niet zo vaak). 

Bij een aflossing dalen de liquide middelen wél, er is dus een uitgave
Het eigen vermogen daalt niet, er zijn geen kosten


Slide 15 - Tekstslide

Kosten en uitgaven bij een lening
Bij een aflossing dalen de liquide middelen, er is dus een uitgave.
Het eigen vermogen daalt niet, er zijn geen kosten

Bij een rentebetaling dalen de liquide middelen, er is dus een uitgave
Het eigen vermogen daalt ook, er zijn ook kosten

De totale uitgave is €15.000, de kosten zijn €5.000


Slide 16 - Tekstslide

Kosten en uitgaven bij een lening
Bij de betaling van de rente is er sprake van een uitgave. 
Je betaalt de rente, dus de liquide middelen dalen.
Het eigen vermogen daalt ook, er is ook sprake van kosten.

Bij een rentebetaling dalen de liquide middelen, er is dus een uitgave
Het eigen vermogen daalt ook, er zijn ook kosten


Slide 17 - Tekstslide

Permanentie 
  • betekenis: een bedrijf stelt meerdere keren per jaar  een balans en winst-en-verliesrekening op 
Doelen van permanentie 
  1.  permanent inzicht hebben in financiële positie en resultaten
  2. juiste toerekening van kosten en opbrengsten over verschillende perioden

Slide 18 - Tekstslide

Ontvangsten

Je ontvangt het geld

Jouw bank/kas (liquide middelen) nemen toe

(Of, als je rood staat bij de bank neemt je roodstand af)
Opbrengsten

Jouw eigen vermogen neemt toe

Je maakt winst, hebt een positief resultaat.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf op, en vul bij de volgende dia in..
Ellen heeft een eigen pedicurepraktijk. Ze huurt voor de maanden jan t/m februari een pand aan de Dracht. 
Ze betaalt de huur voor deze maanden vooraf op 1 januari. 

Slide 24 - Tekstslide

Januari
Februari
Beide maanden
Uitgave op de liq. begroting
Balanspost Vooruitbetaalde bedragen op de balans
Huurkosten op de resultatenrekening

Slide 25 - Sleepvraag

Wie hoort niet in het rijtje thuis?
A
Brian Priske
B
Jeroen Rijsdijk
C
Arne Slot
D
Hedwiges Maduro

Slide 26 - Quizvraag

Wat hebben Arne Slot en Maarten Martens met elkaar gemeen?
A
Ze zijn in dezelfde woonplaats geboren
B
Ze zijn even oud
C
Ze zijn allebei kaal
D
Ze kregen allebei een rode kaart

Slide 27 - Quizvraag

Transitorische posten
Uitstelpost: verwerking in resultatenrekening volgt op later moment dan de betaling
Anticipatiepost: betaling volgt op later moment dan de verwerking in de resultatenrekening 

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld
BRC betaalt de leasetermijn van € 9.600 voor de digiborden jaarlijks op 1 juli vooruit. 
  • Bereken de leasekosten voor de maand juli
  • € 9.600/12 = € 800
  • Bereken de hoogte van de post vooruitbetaalde bedragen per 31 december. 
  •  € 9.600/ 2 = € 4.800  (31-12 t/m 30-6 is een half jaar) 

Slide 29 - Tekstslide

Een ondernemer heeft op 1 juni 2024 een 6%-lening afgesloten van € 50.000,-. De interest wordt elk half jaar vooruitbetaald op 1 juni en 1 december. Op de lening wordt elk jaar € 5.000,- afgelost voor het eerst op 1-12-2024. De ondernemer past de permanentie toe met een resultatenbepaling per maand.

Vooruitbetaalde bedragen (interest) staat op de balans van 31-12-2026 met een bedrag van:
A
€ 875,-
B
€ 975,-
C
€ 1.075,-
D
€ 1.175,-

Slide 30 - Quizvraag

Onderneming Zorgeloos betaalt op 2 januari 2019 de verzekeringspremie voor haar autopark voor het gehele jaar vooruit. Het bedrag van € 14.400 betaalt ze per bank. Maandelijks stelt Zorgeloos een balans en een winst- en-verliesrekening samen.

Bereken het vooruitbetaalde bedrag op de balans per 1 mei 2019.
Aan welke kant staat dit bedrag?
A
€ 9.600 staat bij de bezittingen
B
€ 9.600 staat bij de schulden
C
€ 8.400 staat bij de bezittingen
D
€ 8.400 staat bij de schulden

Slide 31 - Quizvraag


Slide 32 - Open vraag

Welke planeet in ons zonnestelsel staat het dichtst bij de zon?

Slide 33 - Open vraag


Slide 34 - Open vraag

Wat is de officiële munteenheid van Japan?
A
Yen
B
Yuan
C
Won
D
Dong

Slide 35 - Quizvraag


Slide 36 - Open vraag

Welke hoort er niet bij?
A
Rosé
B
Lisa
C
Jun
D
Jisoo

Slide 37 - Quizvraag


Slide 38 - Open vraag

Wie schilderde 'het meisje met de paarlen oorbel'?
A
Rubens
B
Rembrandt
C
Vermeer
D
Van Gogh

Slide 39 - Quizvraag


Slide 40 - Open vraag

Hoe wordt Breda genoemd tijdens carnaval?
A
De Heksenketel
B
Knollenrijk
C
Haaikneuterrijk
D
Kielegat

Slide 41 - Quizvraag

Opgave 1
.


  • a: € 14.400/12 = € 1.200
  • b: € 14.400 - 4 x € 1.200 = € 9.600  (of 8 x € 1.200 = € 9.600) 
  • c: € 0 ,want op 2 januari wordt er weer betaalt voor nieuwe jaar

Slide 42 - Tekstslide

Opgave 2

Slide 43 - Tekstslide

Opgave 3 C

Slide 44 - Tekstslide


Slide 45 - Open vraag

2 Opbrengsten en ontvangsten
Opbrengsten
  • Voorbeelden: omzet, verkoop activa, interestopbrengsten 
Ontvangsten
  • Financiële feiten waardoor saldo bank of kas toeneemt 

Slide 46 - Tekstslide

Transitorische posten
Uitstelpost: verwerking in resultatenrekening volgt op later moment dan de ontvangst van de gelden
Anticipatiepost: ontvangst volgt op later moment dan de verwerking in de resultatenrekening 

Slide 47 - Tekstslide

Opgave 8
.






Slide 48 - Tekstslide

Opgave 8
.




lening u/g = uitgeleend door bedrijf = bezit, dus als (financiële vaste) activa op de balans 

Slide 49 - Tekstslide

Opgave 8
.






Slide 50 - Tekstslide

3 Het matchingbeginsel 
Kosten die direct een direct verband houden met opbrengsten worden verwerkt in de resultatenrekening op het moment dat de opbrengst gerealiseerd wordt. 

  • Voorbeelden?
  • Inkoopwaarde van de omzet 
  • Afschrijvingskosten

Slide 51 - Tekstslide

Voorbeeld inkoopwaarde van de omzet 
In oktober koopt An voor € 100.000 de voorjaarscollectie voor haar winkel in. 

  • Wat gebeurt er op de balans in oktober? 
  • Wat gebeurt er op winst-en-verliesrekening in oktober? 
  • Wanneer gebeurt er wel wat op de winst-en-verliesrekening? 


Slide 52 - Tekstslide

Voorbeeld afschrijvingskosten
Jay koopt op 1 januari 2020 een bedrijfsauto voor € 40.000. Hij verwacht dat deze 5 jaar meegaat en dat de auto dan nog 
€ 5.000 op zal brengen. 

  • Wat gebeurt er op de balans in januari 2020?
  • Wat gebeurt er op de resultatenrekening in januari 2020? 
  • Wat gebeurt er jaarlijks op de balans , wev en liquiditeitsov. ?


Slide 53 - Tekstslide