3M Bespreken 4x Kruisingsvraagstukken

3M Bespreken 4x Kruisingsvraagstukken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

3M Bespreken 4x Kruisingsvraagstukken

Slide 1 - Tekstslide

1. Een hond met een zwarte vacht (homozygoot) wordt gepaard met een hond met een witte vacht
Alle pups uit het eerste nest zijn zwart. Als twee van deze zwarte pups met elkaar worden gepaard, hoeveel zwarte en witte pups verwacht je dan in het volgende nest (F2)?
Schrijf eerst op wat je weet!
Hond zwart = homozygoot, dus AA of aa
x
Hond wit

Alle pups zijn zwart.
DUS... zwart is dominant. 

P hond zwart = AA, DUS... P hond wit = aa

Slide 2 - Tekstslide

1. Een hond met een zwarte vacht (homozygoot) wordt gepaard met een hond met een witte vacht.
Alle pups uit het eerste nest zijn zwart. Als twee van deze zwarte pups met elkaar worden gepaard, hoeveel zwarte en witte pups verwacht je dan in het volgende nest (F2)?

Slide 3 - Tekstslide

1. Een hond met een zwarte vacht (homozygoot) wordt gepaard met een hond met een witte vacht.
Alle pups uit het eerste nest zijn zwart. Als twee van deze zwarte pups met elkaar worden gepaard, hoeveel zwarte en witte pups verwacht je dan in het volgende nest (F2)?

3 zwarte en 1 witte pup

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2
2. Bij een bepaalde plantensoort is de kleur van de bloemen bepaald door een enkel dominant gen (R). Rode bloemen (R) zijn dominant over witte bloemen (r). Een plant met rode bloemen (heterozygoot) wordt gekruist met een plant met witte bloemen.
a. Wat zijn de mogelijke genotypen en fenotypen van de nakomelingen?
b. Wat zijn de kansen op elk genotype en fenotype?

Slide 5 - Tekstslide

2. Rode bloemen (R) zijn dominant over witte bloemen (r). Een plant met rode bloemen (heterozygoot) wordt gekruist met een plant met witte bloemen.
a. Wat zijn de mogelijke genotypen en fenotypen van de nakomelingen?
b. Wat zijn de kansen op elk genotype en fenotype?

Schrijf eerst op wat je weet!

Rood = dominant

Plant rode bloemen = heterozygoot DUS... Rr
x
Witte bloemen...DUS.... rr



Slide 6 - Tekstslide

2. Rode bloemen (R) zijn dominant over witte bloemen (r). Een plant met rode bloemen (heterozygoot) wordt gekruist met een plant met witte bloemen.
a. Wat zijn de mogelijke genotypen en fenotypen van de nakomelingen?
b. Wat zijn de kansen op elk genotype en fenotype?





a. Genotype/fenotype:
Rr (rode bloemen) en
rr (Witte bloemen)

b. Kansen nakomelingen:
50% rode bloemen Rr
50% witte bloemen rr


Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 3

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4
4. Bekijk de onderstaande stamboom. De eigenschap die wordt gevolgd is de aanleg voor een bepaalde ziekte. Een ingekleurde cirkel of vierkant betekent dat de persoon 
de ziekte heeft.

Slide 10 - Tekstslide

4a. Is de ziekte dominant of recessief? Leg je antwoord uit.
b. Wat is het genotype van persoon 5?

Slide 11 - Tekstslide

4a. Is de ziekte dominant of recessief? Leg je antwoord uit.
b. Wat is het genotype van persoon 5?

Antwoord
4. a. De ziekte is recessief.
Uitleg: We zien dat gezonde ouders (persoon 1 en 2) een ziek kind (persoon 5) kunnen krijgen. Dit kan alleen als beide ouders drager zijn van het recessieve gen --> = Aa
b. aa
Uitleg: Persoon 5 moet homozygoot recessief zijn (aa) omdat hij de ziekte heeft.

Slide 12 - Tekstslide