Oefenen met zinsdelen
1 / 10
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Morgen gaan we naar Den Haag.
we
we
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 2 - Quizvraag
Morgen gaan we naar Den Haag.
gaan
gaan
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 3 - Quizvraag
Morgen gaan we naar Den Haag.
morgen
morgen
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 4 - Quizvraag
Morgen gaan we naar Den Haag.
naar Den Haag
naar Den Haag
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 5 - Quizvraag
Mijn ouders hebben een groot huis gekocht.
hebben gekocht
hebben gekocht
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
naamwoordelijk gezegde
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het gezegde?
De auto van Max Verstappen lijkt sneller te zijn geworden
De auto van Max Verstappen lijkt sneller te zijn geworden
A
lijkt
B
lijkt geworden
C
lijkt sneller te zijn
D
lijkt sneller te zijn geworden
Slide 7 - Quizvraag
...lijkt sneller te zijn geworden
benoem het werkwoordelijk deel en het naamwoordelijk deel
benoem het werkwoordelijk deel en het naamwoordelijk deel
