soorten werkwoorden

Zinsdelen en woordsoorten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen en woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen

Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde

Woordsoorten

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Actie
Omschrijving
Zelfstandig werkwoord
Koppel-werkwoord
werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Sleepvraag

Zelfstandig werkwoord
(voorbeeld)

Slide 4 - Woordweb

Koppelwerkwoord
(voorbeeld)

Slide 5 - Woordweb

Hulpwerkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Ik HEB net een tosti met ketchup gegeten.

A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Naamwoordelijk gezegde

De winkel is gisteren open GEWEEST.
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord

Slide 8 - Quizvraag



Mijn buurvrouw WORDT morgen 43.
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 9 - Quizvraag



Ik BEN vanmorgen naar mijn oma gelopen.

A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 10 - Quizvraag



Ik ZWEM graag baantjes.

A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Frits BLIJFT een vervelend mannetje.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag



Dat dertienjarige meisje zou volgend jaar graag
een jaartje naar Amerika willen.
A
zou = hulpwerkwoord willen = zelfstandig werkwoord
B
zou = zelfstandig werkwoord willen = zelfstandig werkwoord
C
zou = hulpwerkwoord willen = koppelwerkwoord
D
zou = zelfstandig werkwoord willen = koppelwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Is deze stof moeilijk of makkelijk?
A
Moeilijk
B
Makkelijk
C
Ik snap het een beetje

Slide 14 - Quizvraag