H20 Vermogensstructuur, risico en afdekking

H20 Vermogensstructuur, risico en afdekking  
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H20 Vermogensstructuur, risico en afdekking  

Slide 1 - Tekstslide

         Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur

Proces
  1. wat is de samenstelling van het benodigd kapitaal?
  2. wat is de totale vermogens-behoefte?
  3. welke soorten vermogen zijn beschikbaar?
  4. Leidt tot vermogensstructuur

Slide 2 - Tekstslide

           Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur
Doel: risico betalingsproblemen voorkomen 

Hoe: kapitaal en vermogen op elkaar aan laten sluiten



Financieringsregels



Slide 3 - Tekstslide

Financiëringsregels
Langdurig geld nodig? Bv voor aanschaf van een machine

Financieren met lang vreemd vermogen

Slide 4 - Tekstslide

Financiëringsregels
Kortduring geld nodig? Bv voor aanschaf van voorraad

Financieren met kort vreemd vermogen

Slide 5 - Tekstslide

Hefbomen
Hefboom EV/VV: als geld lenen minder rente kost dan een investering aan rendement (winst) oplevert is het voordelig om maximaal geld te lenen 

Risico?
  • Als rendement achterblijft dan lopen de renteverplichtingen door en kunnen betalingsproblemen ontstaan


Slide 6 - Tekstslide

Hefbomen
Hefboom constante kosten/ variabele kosten: een onderneming met veel vaste activa heeft vaak hogere constante kosten. Een kleine verandering in afzet heeft vaak onevenredig grote impact op winst

Afzet daling van 20% --> Daling in winst groter bij bedrijf met afzetonafhankelijke kosten

Slide 7 - Tekstslide

Hoe is de financiële structuur van een bedrijf opgebouwd?

Welke financiëringsregels hebben we besproken?

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de financiële structuur van een onderneming eruit ziet
  • Je kunt het hefboomeffect uitleggen en berekenen
  • De risico's van financieren met veel vreemd vermogen uitleggen

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 20.1 + 20.2 maken

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
huiswerk: 19.7 + 19.10 t/m 19.14


Slide 11 - Tekstslide

20.2 Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
  • Het effect verklaren van investeringsprojecten op de waarde van de onderneming

Slide 12 - Tekstslide

Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
  • Intrinsieke waarde:  deze waarde wordt bepaald door het EV bij elkaar op te tellen --> investering met EV --> intrinsieke waarde stijgt
  • Liquidatiewaarde: wat is onderneming waard bij faillissement
  • Rentabiliteitswaarde: contante waarde van alle toekomstige winsten na belasting  (rentabiliteitswaarde = winst na belasting / i)
  • Marktwaarde: subjectief
  • Discounted cashflow methode: netto contante waarde van de cashflows (netto winst + afschrijvingen) 
    DC-waarde = jaarlijkse cashflow / i

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Rentabiliteitswaarde: contante waarde van alle toekomstige winsten na belasting  (rentabiliteitswaarde = winst na belasting / i)

Onderneming winst per jaar € 100.000, vereist rendement 8% 
Rentabiliteitswaarde = 100.000/0,08 = € 1.250.000


Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Rentabiliteitswaarde: contante waarde van alle toekomstige winsten na belasting  (rentabiliteitswaarde = winst na belasting / i)

  • Discounted cashflow methode: netto contante waarde van de cashflows (netto winst + afschrijvingen) 
    DC-waarde = jaarlijkse cashflow / i    
  • Berekeningen toe te passen bij jaarlijks gelijke bedragen; anders iedere winst/CF apart contant maken

Wat is meestal hoger winst na belasting of jaarlijkse cashflow?

Slide 15 - Tekstslide