Grammatica blok 2

werkwoord
1 / 33
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

werkwoord

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

Basis: maak opdracht 2.4 blok 2
Kader: maak opdracht 2.3 blok 2

Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 5 - Open vraag

De persoonsvorm vinden
1. Maak de zin vragend, woord dat vooraan staat = pv
2. Verander de tijd van de zin, woord dat verandert = pv

Slide 6 - Tekstslide

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 7 - Quizvraag

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 8 - Quizvraag

'Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.'
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 9 - Quizvraag

De kinderen uit 1BL1 werken hard
persoonsvorm =
A
hard
B
werken
C
de kinderen
D
uit 1BL1

Slide 10 - Quizvraag

De meisjes zitten te fluisteren
persoonsvorm =
A
zitten
B
de meisjes
C
te fluisteren

Slide 11 - Quizvraag

Ik maak mijn huiswerk altijd na school
persoonsvorm =

Slide 12 - Open vraag

Werkwoordsvormen
- Persoonsvorm
- Hele werkwoord
- Voltooid deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord?
A
roept
B
roepen
C
geroepen
D
riep

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord?
A
vang
B
ving
C
vangen
D
vingen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord?
A
Liep
B
Liepen
C
Loop
D
Lopen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het hele werkwoord?
A
Ken
B
Geven
C
Informeerden
D
Werden

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
A
Loop
B
Liep
C
Gelopen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 21 - Quizvraag

Basis: maak opdracht 2.6 blok 2
Kader: maak opdracht 2.5 blok 2

Slide 22 - Tekstslide

Ik maak een plan

Ik loop naar school

Ik praat met haar

Ik ga naar dansles
Ik maakte een plan

Ik liep naar school

Ik praatte met haar

Ik ging naar dansles

Slide 23 - Tekstslide

TT of VT?

In het pretpark lopen veel scholieren.
A
TT (tegenwoordige tijd)
B
VT (verleden tijd)

Slide 24 - Quizvraag

TT of VT?

De film begon vijf minuten later.
A
TT (tegenwoordige tijd)
B
VT (verleden tijd)

Slide 25 - Quizvraag

De juf rijdt motor.
A
TT
B
VT

Slide 26 - Quizvraag

Mevrouw Siemensma mopperde een beetje.
A
tt
B
vt

Slide 27 - Quizvraag

De klantenservice beantwoordt veel vragen te laat.
A
VT
B
TT

Slide 28 - Quizvraag

Je hebt de thee koud laten worden.
A
VT
B
TT

Slide 29 - Quizvraag

De kok maakte vanochtend een lekkere omelet.
A
tt
B
vt

Slide 30 - Quizvraag

Het is erg druk op de weg.
A
TT
B
VT

Slide 31 - Quizvraag

Basis: maak opdracht 2.5 blok 2
Kader: maak opdracht 2.4 blok 2

Slide 32 - Tekstslide

Oefenen
Maak de opdrachten van grammatica blok 2
Dit is huiswerk voor de volgende les

Slide 33 - Tekstslide