H1.1 Producten maken

Producten maken H1 economie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Producten maken H1 economie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 
  • Telefoon op stil in de tas 
  • Ga rustig zitten.
  • Pak je iPad en leg deze met het scherm naar beneden op tafel.
  • Zodra de les start luister je naar de docent en ben je stil.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al over economie?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen:
Aan het einde van deze paragraaf:
* kun je uitleggen dat elk bedrijf in een bedrijfskolom voor toegevoegde waarde zorgt.
*  weet je welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het producten.
*  weet je welk voordeel producenten en consumenten hebben van technologische ontwikkelingen.
* kun je uitleggen wat de kosten van kapitaalgoederen zijn.



Slide 4 - Tekstslide

Bedrijfskolom
  • De weg die een product aflegt van grondstof 
tot eindproduct is voor te stellen met de 
bedrijfskolom. -->

  • Tussen de schakels van een bedrijfskolom
bevindt zich een markt

Slide 5 - Tekstslide

Productiefactoren
De productiefactoren bestaan uit drie groepen:
Natuur: alles wat de natuur levert, zoals grondstoffen, zonlicht en water.
Arbeid: al het werk dat mensen doen.
Kapitaal: hulpmiddelen zoals machines en gebouwen die je gebruikt om te produceren.

Slide 6 - Tekstslide

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
(Ondernemerschap)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Wat is een eindproduct?
A
Alle bedrijven die meewerken aan het product.
B
Een product dat door de consument wordt gekocht.
C
Een grondstof die je uit de natuur haalt.
D
De waarde van een product.

Slide 9 - Quizvraag

Wat staat er in een bedrijfskolom
A
Alle bedrijven die meewerken aan een product.
B
Wat voor grondstoffen er nodig zijn om een product te maken.
C
Het laatste bedrijf die alles mag verkopen.
D
Wie wat koopt en hoe duur een product is.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de toegevoegde waarde?
A
Het geld wat de consument betaalt voor het product.
B
De grondstoffen die nodig zijn om een product te maken.
C
Elke bewerking die ervoor zorgt dat het product meer waard wordt.
D
Alles wat in een bedrijfskolom staat.

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn productiefactoren?
A
Alles waarmee je kunt produceren.
B
Factoren die ervoor zorgen dat de bedrijven worden betaald.

Slide 12 - Quizvraag

Geef antwoord op de volgende vraag:
* Wat is een bedrijfskolom?
* Hoe kan elk bedrijf in een bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde?
* Wat zijn productiefactoren?
* Geef voorbeelden van productiefactoren.

Slide 13 - Tekstslide

Technologische ontwikkeling
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen

Slide 14 - Tekstslide

Kapitaalgoederen - investeren
  • Met kapitaal  (geld) koop je kapitaalgoederen. Dit zijn gereedschappen, gebouwen, machines, auto's, die je gebruikt om producten te maken (hulpmiddelen)

  • Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen = investeren 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Wat is een technologische ontwikkeling?
A
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
B
Hulpmiddelen die gebruikt worden om te produceren.
C
Kapitaalgoederen kopen waarmee je kunt produceren
D
Alle bedrijven die vooruitgang nastreven.

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn kapitaalgoederen?
A
Hulpmiddelen die gebruikt worden om te produceren.
B
Het aantal producten dat een winkel verkoopt.
C
Alles wat bedrijven doen om meer te verkopen.
D
Spullen die heel erg veel waard zijn.

Slide 18 - Quizvraag

Geef antwoord op de volgende vraag:
* Wat is een technologische ontwikkeling?
* Wat zijn kapitaalgoederen?
* Wat is investeren?

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdstuk 1.1 is duidelijk. Ik heb geen uitleg meer nodig!
Ja
Nee

Slide 20 - Poll

Aan de slag!
1. H1.1 maken
2. Keuzeopdracht


Slide 21 - Tekstslide